Acts 1:9-12

De hemelvaart

Met de opdracht aan Zijn discipelen om Zijn getuigen te zijn is de taak van de Heer op aarde voleindigd. Voor de ogen van de discipelen wordt Hij opgenomen. Het is een spectaculair gebeuren dat op eenvoudige en rustige wijze wordt beschreven. Het is geen plotselinge wegneming zoals bij Henoch (Hb 11:5) of opgehaald worden door een vurige wagen en vurige paarden zoals bij Elia (2Kn 2:1; 11). De wolk die Hem aan hun ogen onttrekt, zal de wolk zijn die enkele discipelen ook gezien hebben toen ze op de berg der verheerlijking waren (Lk 9:34). De wolk is het symbool van de heerlijkheid van God.

Als ze de Heer Jezus zo naar de hemel zien opvaren, moet dat een buitengewone aanblik zijn geweest. Ze staren Hem na tot Hij de wolk ingaat. Keken ze verdrietig, aanbiddend, verbaasd? Het zal wel een mengeling van deze gevoelens zijn geweest.

Terwijl ze naar de hemel staan te staren, de Heer nakijkend Die van hen heengaat, zijn er twee mannen bij hen komen staan. Het zijn twee engelen. Van enige verbazing bij de discipelen over de verschijning en de woorden van de engelen lezen we niets. De engelen roepen hen weer tot de orde.

De vraag “wat staat u naar de hemel te kijken?” is misschien wel als een vermaning op te vatten die ook voor ons geldt. Het is niet de bedoeling dat wij, nu de Heer in de hemel is, met de armen over elkaar Zijn wederkomst gaan afwachten. Er is werk te doen. Zeker is het belangrijk Hem te blijven verwachten, maar juist een levende verwachting van Hem zal ons tot activiteit aanzetten.

De engelen spreken over de wederkomst van de Heer Jezus als een belofte. Deze belofte betreft niet Zijn komst voor de gelovigen om hen op te halen (1Th 4:15-18), maar betreft Zijn wederkomst op aarde. Hij, Die dan terugkomt, is “deze Jezus”, en niemand anders. Hij zal ook terugkomen op deze zelfde plaats vanwaar Hij naar de hemel is gegaan, de Olijfberg (Zc 14:4). Hij zal zichtbaar terugkomen, Hij zal terugkomen in de wolken en Hij zal met kracht en grote heerlijkheid terugkeren (Mt 24:30). Dit wordt hun allemaal, naast de opdracht van Hd 1:8, als hoop voorgesteld.

Volhardend in het gebed

De discipelen doen wat de Heer heeft gezegd. Ze gaan niet weer ieder naar zijn huis (Jh 20:10), maar ze verlaten de Olijfberg en gaan naar Jeruzalem. Ze hoeven niet ver te lopen. De afstand wordt gegeven naar de Joodse wijze van meten, een sabbatsreis. Het is de afstand die de Joden op de sabbat mochten afleggen, ongeveer achthonderd meter. Alles ademt nog de sfeer van het Jodendom.

De plaats waar ze heengaan, is een bekende plaats. In die zaal heeft de Heer Jezus hun laten zien dat Hij gemeenschap met hen wil hebben en wat de voorwaarden daarvoor zijn (Jh 13:1-20). Daar heeft Hij ook verteld over het Vaderhuis en de Heilige Geest (Jh 14:1-12). Het is “de bovenzaal”, dat wil zeggen een verheven plaats. Het is de plaats waar Hij Zijn gedachten bekendmaakt.

Daar zijn in de eerste plaats de elf apostelen bij elkaar. Lukas noemt van alle elf de naam. Petrus wordt weer als eerste van de hele groep genoemd en daarmee ook als eerste van de eerste groep van vier. Filippus wordt als eerste van de tweede groep van vier genoemd en Jakobus als eerste van de derde groep die nu slechts uit drie mannen bestaat omdat Judas Iskariot ontbreekt. Voor Judas Iskariot zal een ander worden gekozen.

Het eerste wat van de apostelen wordt vermeld, is dat zij volharden in het gebed. Dat is een prachtig begin. De eerste bijeenkomst na de hemelvaart van de Heer Jezus is gewijd aan gebed. Daarbij zijn alle apostelen aanwezig. Ze zijn voortdurend en ook eendrachtig aan het bidden. Het woord ‘eendrachtig’ komt elf keer in Nieuwe Testament voor, waarvan tien keer in Handelingen (Hd 1:14; Hd 2:46; Hd 4:24; Hd 5:12; Hd 7:57; Hd 8:6; Hd 12:20; Hd 15:25; Hd 18:12; Hd 19:29). De elfde keer lezen we het in Romeinen 15 (Rm 15:6). Eendracht is de praktijk van Psalm 133 (Ps 133:1-3). Nu komt er geen vraag bij hen op wie de grootste is.

Deze saamhorigheid, die zo prachtig in het volhardend samen bidden wordt beleefd, is de vooraankondiging van de uitstorting van de Heilige Geest. Zo zijn ze tien dagen bij elkaar, onder andere om te bidden voor de komst van de Heilige Geest (Lk 11:13). Voor ons is dat niet anders als wij Zijn machtige werking willen ervaren. Geen enkele dienst gaat goed zonder dat deze is voorafgegaan door gebed.

NB In het boek Handelingen komt het gebed vaak voor. Het loopt als een rode draad door het boek heen: Hd 1:14; 24; Hd 2:42; Hd 4:24; Hd 6:4; 6; Hd 7:60; Hd 8:15; Hd 9:11; 40; Hd 10:2; 9; Hd 12:5; Hd 13:3; Hd 14:23; Hd 16:13; 25; Hd 20:36; Hd 21:5; Hd 27:35; Hd 28:8.

Bij dit bidden van de apostelen zijn ook enige vrouwen aanwezig, van wie Maria, de moeder van de Heer, met name wordt genoemd. Het is de laatste keer dat ze in het Nieuwe Testament wordt genoemd. Zij bidt mee. Er wordt niet tot haar gebeden, zoals de rooms-katholieke kerk zeer onterecht leert en in die kerk ook gebeurt. Ze wordt “de moeder van Jezus” genoemd en niet ‘moeder Gods’, zoals de genoemde kerk zeer ten onrechte leert.

Behalve de apostelen en de vrouwen zijn ook de broers van de Heer aanwezig. Zij waren eerst ongelovig (Mk 3:21; Jh 7:5), maar hebben Hem later aangenomen als de Zoon van God. Het lijkt erop dat zij daarvan door Zijn opstanding overtuigd zijn geworden.

Copyright information for DutKingComments