Acts 17:7

Reacties op de prediking

De overtuiging waarmee Paulus en Silas hebben gesproken, blijft niet zonder resultaat. Ze hebben het Woord met kracht gesproken (1Th 1:5). Dat heeft op drie groepen van mensen een zo grote indruk gemaakt, dat zij zich bij Paulus en Silas aansluiten. De eerste groep bestaat uit “sommigen uit hen”, dat zijn sommigen uit de Joden, want in hun synagoge hebben zij gesproken (Hd 17:1). De tweede groep wordt gevormd door “een grote menigte van de godsdienstige Grieken”. Dit zijn geen proselieten, maar vereerders van de God van Israël die zich aan het Noachietische verbond houden. De derde groep is een grote groep van “voorname vrouwen”.

Ook vandaag zijn vrouwen vaak in de meerderheid als het gaat om het gehoor geven aan het evangelie. Dat kan te maken hebben met het feit dat een vrouw door haar natuur meer vertrouwd is met het lijden in de wereld. Dat ervaart zij persoonlijk bijvoorbeeld in het baren van kinderen waaraan smart is verbonden (Gn 3:16). Tevens vraagt zij zich, meer dan de man dat doet, af waarom het lijden in de wereld is en stelt zich daardoor vaak meer open voor het evangelie. Mannen zijn vaker ongevoelig voor de gevolgen van de zonde.

Na de drie groepen die zich bij Paulus en Silas hebben aangesloten, meldt zich een groep die het evangelie zeer tegenstaat. Het merendeel van de Joden moet niets hebben van de boodschap die Paulus brengt. Zoals we steeds zien, wijzen zij het evangelie af en misgunnen zij ook anderen dat ze erover horen. Ze nemen lieden die op de markt rondhangen – dit is de letterlijke betekenis van het woord ”gepeupel” – in de arm. Deze nietsnutten zijn gemakkelijk over te halen om een volksoploop te veroorzaken en de stad in tumult te brengen.

Ze trekken op naar het huis van Jason, in de veronderstelling dat ze Paulus en Silas daar zullen aantreffen. Blijkbaar heeft Jason de beide predikers onderdak geboden. Hun bedoeling is om Paulus en Silas voor het volk te brengen, dat wil zeggen dat ze hen door een volksvertegenwoordiging willen laten berechten. Maar ze treffen in het huis van Jason geen Paulus en Silas aan.

In hun frustratie daarover grijpen ze dan maar Jason en enige broeders en slepen hen voor de stadsbestuurders, terwijl ze tegen hen de beschuldiging roepen die ze voor Paulus en Silas hadden bedoeld. Zo delen Jason en de broeders in de vervolging ter wille van het evangelie vanwege de vereenzelviging daarmee omdat ze Paulus en Silas hebben gehuisvest. Lukas heeft het vaker over het verlenen van gastvrijheid (Hd 16:15; Hd 18:3; Hd 21:16). De Heer Jezus spreekt er Zijn waardering over uit (Mt 25:38-40; vgl. 1Pt 4:9; 3Jh 1:5-8).

De beschuldiging luidt dat zij het aardrijk in oproer brengen. De beschuldigers geven daarmee ongewild getuigenis van de macht van het christendom. Tegelijk zeggen ze daarmee dat het christendom staatsgevaarlijk is. Met een dergelijke beschuldiging krijgen bijbelgetrouwe christenen ook steeds meer te maken. Zij worden al snel uitgemaakt voor fundamentalisten, mensen die een gevaar voor de samenleving vormen. Het in oproer brengen van het aardrijk – daarmee wordt het Romeinse wereldrijk bedoeld (vgl. Lk 2:1) – vindt volgens de aanklagers zijn oorsprong in de prediking van een andere Koning dan de keizer: “Jezus”.

Het woord “andere” heeft de betekenis ‘een andere van een ander soort’, dat wil zeggen niet van het soort van Caesar. Het betreft niet slechts een andere persoon dan Caesar, maar Iemand Die naar Zijn Wezen anders is. Als het Iemand is Die alle macht heeft in hemel en op aarde, is Hij de grootste bedreiging voor het keizerrijk die maar denkbaar is. We zien hier, net als toen de Heer Jezus voor Pilatus stond, dat het gaat om de tegenstelling tussen Christus en het Romeinse rijk, wat ook in de eindtijd te zien zal zijn.

De Joden erkennen nog steeds liever de keizer als hun koning dan dat ze Jezus als hun Koning aanvaarden. Ze zeiden het immers al tegen Pilatus dat ze geen koning hadden dan de keizer (Jh 19:15b). In de eindtijd zal het afvallige volk die keus bevestigen door het aanvaarden van de antichrist als hun messias en met hem de dictator van het herstelde Romeinse rijk (Op 13:11; Op 13:1)

Uit de beschuldiging blijkt dat Paulus en Silas over het koningschap van de Heer Jezus hebben gesproken. Dit koningschap staat ook centraal in de beide brieven aan de Thessalonicenzen die Paulus hun heeft geschreven. Hij noemt het in bijna elk hoofdstuk. Het koningschap van Christus betekent dat Hij een koninkrijk heeft. Dat koninkrijk is nu nog niet openbaar op aarde, maar het is er wel. Het is namelijk in de harten van hen die Hem als Heer over hun leven erkennen (Rm 14:17). Het zal echter ook openlijk op aarde gevestigd worden als de Heer Jezus terugkeert uit de hemel en Zijn plaats op Zijn troon op aarde inneemt.

Het eerste deel van de beschuldiging is niet terecht. Paulus en Silas hebben nergens tegen de verordeningen van de keizer gehandeld. Nergens worden christenen opgeroepen het rijk van God door politieke activiteiten gestalte te geven, maar te wachten op Hem Die dat zal doen.

Met hun acties brengen de Joden – en niet de predikers van het evangelie – allen die hun beschuldiging horen in beroering. Tegenstanders van het evangelie brengen nooit rust. Dat kunnen ze ook niet, want de argumenten die zij tegen het evangelie inbrengen, zijn ondeugdelijk. Tegenstanders van het evangelie hebben nooit een duidelijk verhaal, maar zijn wazig in hun taalgebruik, met hoeveel zelfverzekerdheid ze ook mogen spreken.

Jason en zij die met hem voor het stadsbestuur zijn gesleept, worden op borgtocht vrijgelaten. Tegen hen is verder niets te ondernemen. Het lijkt erop dat ze niet gestraft kunnen worden voor de omgang met de ‘staatsgevaarlijke’ predikers. Het stadsbestuur wil echter in de vorm van een borgtocht wel een garantie dat zij niet met het ondersteunen van deze indringers doorgaan.

Copyright information for DutKingComments