Acts 18:12

De rechtspraak van Gallio

De toezegging van de Heer dat niemand de hand aan hem zal slaan, wordt spoedig waargemaakt. Gallio wordt proconsul van de Romeinse provincie Achaje in het dertiende jaar van Claudius Caesar, dat is in het jaar 53. Paulus moet dus rond het jaar 52 in Korinthe zijn aangekomen. Als er met Gallio een nieuwe proconsul komt, zien de Joden hun kans schoon om Paulus aan te klagen. Ze zullen de nieuweling Gallio er wel eens met zijn allen van overtuigen wat voor een staatsgevaarlijk man Paulus is. Ze menen dat Gallio wel voor hun plan te vinden zal zijn omdat de man natuurlijk graag de vrede in zijn provincie zal willen bewaren. Zij zullen hem aanbieden hem daarbij te helpen, getuige het vijandig heerschap dat zij nu voor hem brengen.

Zoals in andere steden schijnen de burgers het recht te hebben gehad iemand te arresteren en voor het gerecht te brengen. Het ging daarbij steeds om een bedreiging van de gevestigde orde. Dat is ook hier de aanklacht. Ze beschuldigen Paulus ervan dat hij sterk op mensen inpraat om hen ertoe te bewegen God te vereren en dat is toch wel in hoge mate in strijd met de wet. De aanklagers vermelden er wijselijk niet bij welke wet. Het is duidelijk dat zij een godsdienstige zaak een politieke lading willen geven, evenals dat hun tactiek in Filippi is geweest (Hd 16:20-21).

Als Paulus zijn mond wil opendoen om zich te verdedigen, krijgt hij daarvoor niet de kans. De Heer neemt het voor hem op door de reactie van Gallio op het Joodse optreden. De Joden hebben zich volledig verkeken op Gallio. Gallio is behalve een beminnelijk mens – zoals geschiedschrijvers hem typeren – ook een totaal onverschillige man. Hij weet waarom de Joden zich druk maken en daarover maakt hij zich nou net helemaal niet druk. Hij zegt daarmee ook dat het evangelie niet staatsgevaarlijk is. Het evangelie interesseert hem niet, maar het schaadt hem ook niet. Dus waarom zou hij daartegen optreden? Als het nu ging om een misdrijf of een schurkenstreek dan zou hij de aanklacht van hen, die hij nadrukkelijk met “Joden” aanspreekt, zeker in behandeling nemen.

Door hen zo nadrukkelijk aan te spreken laat hij merken dat hij goed de achtergrond van hun opzet door heeft. Dat verklaart hij vervolgens ook als hij stelt dat het om niets anders gaat dan om twistvragen over een woord en namen en de wet die zij hebben. Hij weet waarom het gaat. Tevens laat het zijn totale onverschilligheid zien aangaande de Heer Jezus en Zijn werk. Hij reduceert het hele geloof tot een woord, een paar namen en de wet. Misschien heeft hij eens een woord opgevangen als ‘opstanding’ of namen als ‘Jezus’ en ‘Christus’ en heeft hij iets vernomen van de Joodse wet, maar hij is in niets ervan geïnteresseerd. Zijn totale gebrek aan belangstelling hebben de Joden op hun geweten (Rm 2:24), maar het maakt Gallio niet minder schuldig.

Ook vandaag zijn er veel van die onverschillige mensen die zich niet voor geloofszaken interesseren door het geruzie van christenen onder elkaar over pietluttigheden. Als christenen moeten wij daarin onze schuld belijden. Toch is voor hen die het gedrag van christenen als excuus gebruiken om zich niet met geloofszaken bezig te houden, dit gedrag geen rechtvaardiging voor hun onverschilligheid. Vaak beroemen zulke mensen zich ook nog op hun godsdienstige tolerantie.

Wat Gallio betreft, hij laat zich niet verleiden tot een uitspraak in de zaak die voor hem wordt gebracht. Hij wil er ook geen woord meer over horen en jaagt ze allemaal van de rechterstoel weg. De Joden geven zich echter niet gewonnen en vinden een nieuw slachtoffer in Sósthenes, de overste van de synagoge. Uit frustratie over het mislukken van hun aanklacht tegen Paulus gaan ze ruwer met hem om dan met Paulus, want ze slaan hem vóór de rechterstoel.

Als deze Sósthenes dezelfde is als degene die Paulus als medeafzender van zijn eerste brief aan de Korinthiërs vermeldt (1Ko 1:1), is het aannemelijk dat hij op dit moment ook al blijk heeft gegeven van zijn belangstelling voor de door Paulus gepredikte Jezus als de Christus. Sósthenes, die waarschijnlijk Crispus als overste van de synagoge is opgevolgd, is in hun ogen dan een nieuwe verrader. Dat zal hen extra kwaad hebben gemaakt. Voor Gallio maakt het allemaal niet uit. Zoals hij zich niet heeft gestoord aan hun verhaal over de vermeende wetsovertreding van Paulus, zo blijft hij onaangedaan over hun gewelddadige optreden tegen Sósthenes.

De volkomen onverschilligheid van Gallio maakt ook duidelijk hoe men de veelgeprezen normen van het Romeinse recht in die tijd hanteerde. God gebruikte het hier tot bescherming van Zijn dienaren, maar als rechtsuitoefening gebeurt het naar volkomen willekeur.

Copyright information for DutKingComments