Acts 19:23-41

Demétrius ontketent een oproer

Terwijl Paulus voorbereidingen heeft getroffen voor zijn reis naar Macedonië, ontstaat er een grote opschudding in Efeze. Evenals in Filippi ontspringt deze opschudding niet uit Joodse maar uit heidense bron. Lukas beschrijft uitvoerig en levendig het verloop ervan. Mogelijk doet hij dat om te laten zien dat er behalve een innerlijke aandrang om naar Jeruzalem te gaan, wat betekent dat hij Efeze zal verlaten, ook een uiterlijke aanleiding is. De opschudding ontstaat over “de Weg”. Met de Weg wordt het christelijk geloof bedoeld dat wordt uitgedragen door hen die tot geloof in de Heer Jezus zijn gekomen. Dit uitdragen van het geloof bestaat niet zozeer in woorden als wel in daden, in het bewandelen van de Weg van het geloof.

De consequente navolging van de Heer Jezus heeft het leven van velen in Efeze volkomen veranderd. Dat merkt Demétrius aan zijn portemonnee. Door de vele bekeringen loopt zijn zaak niet meer zo goed. De vraag naar zijn zilveren tempeltjes daalt dramatisch. Dat maakt de diep ingewortelde haat tegen het evangelie bij hem openbaar. Het hele systeem, waardoor hij fortuin heeft gemaakt, wankelt en daarmee ook het aanzien dat zijn handel hem verschaft.

De tempels die hij maakt, zijn gewijd aan Artemis, de godin van de jacht. Deze moedergodin is de geweldige tegenpool van de Vader God van de Bijbel. We zien hier de grote tegenstelling tussen de Weg van het christelijk geloof en het heidendom. Achter de afgoden gaan demonische machten schuil. Achter de afgoderij zit ook de god van de mammon. Bij Demétrius gaan geld en godsdienst samen.

Als hij zijn winst ziet slinken, speelt hij in op de economische achteruitgang als een zaak die iedereen in het bedrijf en ook de toeleveringsbedrijven treft. Mensen van de wereld zijn niet harder te treffen dan dat hun de welvaart en de daarmee samenhangende luxe worden ontnomen. Als dat gebeurt, komt er opstand. Demétrius wijst Paulus als de schuldige aan omdat deze durft te beweren dat hun goden geen goden zijn.

De tempeltjes zijn dan ook niet slechts souvenirs, maar artikelen met een godsdienstige betekenis. Daarmee rekent de boodschap van Paulus af. Zonder zich dat bewust te zijn erkent Demétrius in wat hij als aanklacht bedoelt de kracht van het evangelie. Het evangelie moet wel door velen zijn aangenomen als Demétrius kan zeggen dat de bedrijfstak wordt bedreigd – hoewel hij dat wel overdreven kan hebben – omdat zijn beelden niet meer zo massaal aftrek vinden.

Dan brengt hij behendig het afnemende eerbetoon aan “de grote godin Artemis” naar voren. Daarmee verplaatst hij de aanval van het economische naar het godsdienstige terrein. Er is niets waarin een mens fanatieker is dan in zijn godsdienst. Tast je hem daarin aan, dan raakt hij buiten zinnen en is hij voor geen enkele rede meer vatbaar. Dat blijkt direct na zijn woorden. Ze worden allemaal woest en verklaren zich uitzinnig schreeuwend solidair met de Artemis van de Efeziërs. De hele stad raakt vol verwarring.

Maar de verwarring is niet zo groot, of hun woede zoekt een uitweg in het opsporen van de beledigers van hun grote Artemis. Het lijkt erop dat ze Paulus niet kunnen vinden. Daarom sleuren ze maar twee reisgenoten van Paulus mee naar het theater dat ook gebruikt wordt voor het houden van een volksvergadering.

Paulus wil zich onder het volk begeven ter wille van zijn vrienden die vanwege hem meegesleurd zijn. De discipelen weerhouden hem daarvan door hem tegen te houden. Het zou niet wijs geweest zijn dat te doen. Enkele oversten van Asia die vrienden van Paulus zijn, onderstrepen de juistheid van het optreden van de discipelen. Ze sturen een boodschap waarin ze erop aandringen dat Paulus niet naar het theater moet gaan. Er is heel wat nodig om Paulus tegen te houden, maar uiteindelijk gaat hij dan toch niet.

Dat ook enkele oversten Paulus goedgezind zijn, laat wel zien welke enorme uitwerking de prediking van Paulus heeft gekregen onder de zegen van de Heer. Of deze oversten gelovigen zijn, is niet duidelijk. In elk geval zijn ze op zijn hand.

In de algemene opschudding weten de meesten niet eens waar het om gaat, maar worden ze meegesleept door de algemene stemming. Als een mens in een massa is, is het gevaar groot dat hij zijn persoonlijkheid verliest en daarmee het vermogen om tot een persoonlijke beoordeling van de situatie te komen.

De volkswoede gekalmeerd

Na Paulus met de discipelen en daarna de heidenen zien we een derde categorie, de Joden. Zij duwen Alexander naar voren. Het heeft er alle schijn van dat dit Alexander de kopersmid is voor wie Paulus Timotheüs waarschuwt dat deze man hem zeer heeft tegengestaan (2Tm 4:14-15). Timotheüs is dan in Efeze en zal hem hebben gekend.

Alexander de Jood wil zich verdedigen, maar waartegen? Het meest voor de hand liggend is, dat de Joden bang zijn dat zij ook het doelwit kunnen worden van de haat van de heidenen. Dan is het zeer gepast om duidelijk te maken dat zij niets met de christenen te maken hebben. Als hij eenmaal het woord zou hebben, zou hij na zijn verdediging zijn pijlen vervolgens kunnen richten op de christenen om hen in een kwaad daglicht te stellen, zodat de volkswoede zich nog nadrukkelijker op hen zal richten.

Maar de temperatuur is zo hoog opgelopen, dat Alexander geen kans krijgt om zich namens de Joden te verdedigen. Wat hij ook heeft willen vertellen, als de menigte merkt dat hij een Jood is, barsten ze uit in een extatisch geroep dat ze maar liefst twee uur lang volhouden. Ze hebben het niet op de christenen begrepen, maar net zomin op de Joden, want ook die laten niet toe dat er andere goden zijn dan de ene God. Zonder God is het onmogelijk de duivel te weerstaan, zoals de Joodse bezweerders probeerden en faalden (Hd 19:13-16). Het is even onmogelijk om zonder God voor de waarheid van de ene God op te komen, zoals de Joden dat hier willen doen.

De enige die erin slaagt de menigte te kalmeren is de stadsschrijver. Hij is een van de hunnen. Zijn tactiek is listig, geslepen. Hij gaat uit van wat voor hen volkomen zekerheid heeft, van iets dat door iedereen zonder tegenspreken wordt erkend. Dat er enkele Joden en christenen zijn die dat niet weten of zelfs bestrijden, mag toch geen naam hebben? Moeten ze zich daar nu zo druk over maken?

Na hun zijn stelligheden te hebben voorgehouden maant hij hen zich rustig te houden en zich niet op sleeptouw te laten nemen door hun gevoelens. Vervolgens wijst hij op de discipelen die zij hebben meegenomen. Hij is goed op de hoogte van de activiteiten van de christenen en weet dat zij geen beeldenstormers zijn en dat ze in hun prediking ook niet tekeergegaan zijn tegen hun godin. Paulus en de zijnen hebben het Woord verkondigd zonder kritiek uit te oefenen op de godsdienst die de Efeziërs huldigen. Het is trouwens opmerkelijk dat in Handelingen de heidense overheden meerdere keren getuigen van de onschuld van de christenen.

Wat Demétrius en de kunstenaars betreft, zij kunnen hun zaak op vastgestelde dagen voor de rechters brengen. Daar kunnen zij hun tegenpartij aanklagen en de tegenpartij krijgt dan de kans zich te verdedigen. Als ze nog andere zaken hebben, is in de rechtsgang vastgelegd dat daarover in een wettige vergadering zal worden beslist.

Het woord voor ‘vergadering’ is letterlijk ecclesia. Dit woord wordt ook gebruikt voor de gemeente van Israël en voor de gemeente van de christenen. Het woord bestond al. Het betekent ‘een [ergens] uitgeroepen gemeenschap van mensen’. Het zijn de uitgeroepenen uit de stad Efeze die bijeenkomen in de stadvergadering om de belangen van de stad te bespreken.

Dit woord ecclesia is een belangrijk woord in verbinding met de gemeente van de Heer Jezus. De Heer Jezus spreekt in Mattheüs 16 voor het eerst in de geschiedenis over ‘Mijn’ ecclesia. Hij spreekt daar over de gemeente die Hij zal bouwen (Mt 16:18a). De heidenen hebben hun ecclesia (hier), Israël heeft zijn ecclesia (Hd 7:38) en nu heeft de Heer Jezus ook Zijn ecclesia.

Maar wat is er een verschil tussen Zijn ecclesia en de andere twee! Als iemand sterft die tot de ecclesia van de heidenen of de ecclesia van Israël behoort, houdt hij op tot die ecclesia te behoren. Wie echter tot de ecclesia van de Heer Jezus behoort, blijft daar tot in eeuwigheid deel van uitmaken, ook al is hij gestorven. Die ecclesia kan namelijk niet door de poorten van de hades worden overwonnen (Mt 16:18b).

Het laatste argument dat de stadsschrijver gebruikt om de verhitte gemoederen te sussen, is het ontbreken van enige rechtsgrond voor dit oproer. Als de stadsschrijver de menigte tot bedaren heeft gebracht met een beroep op hun verstand, ontbindt hij de vergadering. Dit betekent dat de menigte zich verspreidt en de mensen weer naar huis of aan het werk gaan.

Copyright information for DutKingComments