Acts 20:17

Paulus roept de oudsten van Efeze bij zich

Hoewel Paulus door tijdgebrek niet naar Efeze kan, verlangt hij er toch naar met de gemeente contact te hebben. Hij kan niet de hele gemeente bij zich roepen, maar wel de verantwoordelijken van de gemeente, de oudsten. Vandaar dat hij de halteplaats Miléte gebruikt om deze oudsten bij zich te roepen.

Dat hij dat met een bedoeling doet en niet slechts vanuit een emotionele opwelling, blijkt uit zijn toespraak tot hen. Van zijn twee eerdere toespraken is er één tot de Joden (Hd 13:15-41) en één tot de heidenen (Hd 17:22-31). Hier richt hij zich tot de oudsten van de gemeente in Efeze en in hen tot de hele gemeente daar en over hun hoofden heen vervolgens ook tot de wereldwijde gemeente.

Oudsten worden altijd in het meervoud genoemd en staan alleen in verbinding met de plaatselijke gemeente. Er is niet zoiets als een dominee of lerende ouderling. Oudste en opziener is dezelfde persoon. Dat blijkt duidelijk uit Hd 20:28 waar Paulus ditzelfde gezelschap van oudsten opzieners noemt (vgl. Tt 1:5; 7).

Lukas ruimt voor deze toespraak weer veel plaats in. Deze toespraak is namelijk niet alleen van belang voor de oudsten van Efeze en de gemeente daar, maar voor de hele christelijke kerk. Daarin wordt ons een overzicht van de bediening van Paulus gegeven. Het gaat daarbij niet zozeer om de uitwerking van zijn bediening naar buiten toe, de resultaten die dat voor anderen heeft opgeleverd. Het gaat vooral om de innerlijke kant van zijn dienst, wat hij daar zelf bij heeft ervaren en doorstaan, de strijd en zielsoefeningen die ermee gepaard zijn gegaan, de tranen, de zorg, de toewijding waarmee hij zijn bediening heeft verricht. Hij voelt zich in dit kleine gezelschap van verantwoordelijken vrij om zijn gevoelens te uiten, om die met hen te delen als met vrienden.

Zijn toespraak heeft ook een profetische strekking. Hij spreekt erover wat de uitwerking van zijn bediening zal zijn in de geschiedenis van de christelijke kerk als hij en de andere apostelen zouden zijn heengegaan.

In zijn toespraak kijkt hij

1. terug (Hd 20:18-21),

2. naar het heden (Hd 20:22-27) en

3. naar de toekomst (Hd 20:28-31).

Hij spreekt over zijn bediening als

1. evangelist (Hd 20:21; 24),

2. leraar (Hd 20:25; 27),

3. profeet (Hd 20:29-30) en

4. herder (Hd 20:31-35). Als herder heeft hij oog voor de hele kudde, waarbij hij zijn zorg voor de zwakken speciaal noemt (Hd 20:35).

We kunnen zijn toespraak in vier delen verdelen, waarbij de woorden “en nu” of “en nu, zie” de verschillende delen markeren:

1. zijn voorbeeld (Hd 20:18-21),

2. zijn weg (Hd 20:22-24),

3. de ontwikkelingen na zijn heengaan (Hd 20:25-31) en

4. zijn aanbeveling (Hd 20:32-35).

Copyright information for DutKingComments