Acts 21:19-20

Paulus bezoekt Jakobus

Met zijn aankomst in Jeruzalem eindigt de derde zendingsreis van Paulus en ook zijn openbare dienst als vrij man. Tot het einde van het boek beschrijft Lukas uitvoerig wat Paulus allemaal is overkomen als gevolg van zijn verlangen om zijn Joodse broeders voor het evangelie te winnen, of minstens elke hindernis weg te nemen om hen voor het evangelie te winnen. Daarvoor is hij bereid zich aan enkele Joodse gebruiken te onderwerpen. Om de Joden te winnen wil hij de Joden een Jood worden en hun die onder de wet zijn als onder de wet (1Ko 9:20). Hij doet het allemaal ter wille van het evangelie (1Ko 9:23).

Het lijkt er echter op dat zijn opzet het tegenovergestelde bewerkt. Zijn verlangen om zijn landgenoten het bevrijdende evangelie te brengen drijft hem in de handen van de vijandige Joden en vervolgens in de handen van de heidenen. Deze ontwikkeling eindigt met zijn gevangenschap in Rome.

De eerste stappen in die ontwikkeling heeft Paulus al enige tijd geleden in zijn hart gezet en die in praktijk gebracht in zijn reis naar Jeruzalem. Dat heeft een onomkeerbaar proces in gang gezet. De stappen die volgen, vloeien uit de vorige voort.

Paulus wordt in Jeruzalem hartelijk ontvangen door de broeders. Dat betekent niet dat zij het van harte eens zijn met de koers die hij gaat, maar ze aanvaarden hem. Dat ze zo hun vragen hebben over de handelwijze van Paulus, blijkt als hij de volgende dag op bezoek gaat bij Jakobus, waar ook alle oudsten van de gemeente van Jeruzalem gekomen zijn. Jakobus is wel de broeder met de meeste invloed in de gemeente te Jeruzalem.

God heeft gesanctioneerd dat er in Jeruzalem een gemeente is die geheel Joods is gebleven. Hij heeft zelfs Jakobus door Zijn Geest geïnspireerd voor die speciale groep Joodse christenen een brief te schrijven die wij als de brief van Jakobus in de Bijbel hebben. De Joodse christenen onderscheiden zich in niets anders van hun ongelovige Joodse medegenoten dan alleen daarin dat zij in Jezus de Messias erkennen. Verder blijven zij vasthouden aan alle Joodse inzettingen en gebruiken.

Wij mogen wat God nog een tijd heeft verdragen, niet veroordelen. Bij monde van Jakobus hebben deze gelovigen de gelovigen uit de volken door de Geest gevrijwaard van het zich stellen onder de Joodse geboden en inzettingen. We hebben dat in Handelingen 15 gezien (Hd 15:1-31). Maar als iemand zich bij hen voegt en zich in de sfeer van hun geloofsbeleving en geloofsuitoefening begeeft, merken we hoe groot hun invloed is op hen die zich bij hen voegen. Dat zal blijken uit de handelwijze waartoe de apostel van de volken komt, die voor zichzelf weet dat hij niet onder de wet staat en ook de Joden een Jood kan zijn om hen voor het evangelie te winnen.

Na de gebruikelijke begroeting – die meer is dan een formaliteit, maar uiting geeft aan verbondenheid – geeft Paulus volledig opening van zaken. Hij spreekt over Gods werk onder de heidenen door zijn bediening. Ongetwijfeld wil de Heer daardoor de harten van de Joodse gelovigen verruimen. Zij zijn alleen geconcentreerd op de ontwikkeling van het Joodse christendom en zijn niet zo op de hoogte van wat God onder de volken werkt in hun heidense broeders.

Reacties op het verslag van Paulus

Het verslag van Paulus vindt een enthousiast onthaal bij Jakobus en de oudsten van Jeruzalem. Ze verheerlijken God. Maar dan gaan ze direct spreken over wat hen zorgen baart. Ze spreken hem aan met “broeder”, waardoor ze hem als een van hen beschouwen. Daarna wijzen ze op het grote aantal Joden dat tot geloof is gekomen. Al die Joden zijn ijveraars voor de wet. Al deze Messiasgelovige Joden zijn vanwege hun vasthouden aan de wet onbekend met het ware christendom en de hemelse zegeningen.

Zoals al is gezegd, verdraagt God dat ook, maar voor ieder die wel bekend is met het ware christendom en de hemelse zegeningen en zich desondanks in hun geloofsbeleving begeeft, vormt het een gevaar. Dat is wat Paulus doet. Paulus bevindt zich nu op het terrein waar alle aandacht gericht is op het Judaïsme waar de eisen van de wet gelden. De sfeer die daar heerst, stemt niet overeen met de speciale opdracht die hem is gegeven: de verheerlijkte Christus prediken. Dat kan hij ook niet, want dit gezelschap staat daar niet voor open. Nogmaals: God tolereert dit Joodse christendom. Dat wil echter niet zeggen dat gelovigen uit de volken zich ook zo moeten gedragen en zeker de apostel Paulus niet. Maar Paulus kan niet meer terug.

Hij wordt geconfronteerd met een beschuldiging. In Jeruzalem hebben de Joodse christenen gehoord dat hij afval van Mozes leert. Ze zeggen ook waaruit die afval bestaat. Paulus zou leren dat Joden onder de volken hun kinderen niet moeten besnijden en dat ze ook niet naar de Joodse gebruiken moeten wandelen. Dit betekent dat hij deze Joodse christenen in het hart treft. Hij haalt de pijlers van hun geloof omver.

Nu zijn dat kwade geruchten. Door kwade geruchten is al veel onheil gesticht. Ze worden geuit en doorverteld zonder dat er navraag naar de waarheid wordt gedaan. Veel dienaren van God zijn daardoor al in een kwaad daglicht gesteld. Er wordt graag naar geruchten geluisterd. Nehemia bijvoorbeeld heeft dat ondervonden (Ne 6:6).

Copyright information for DutKingComments