Acts 25:11

Paulus beroept zich op de keizer

Na verloop van acht of tien dagen gaat Festus terug naar Caesaréa. De dag na zijn terugkeer neemt hij plaats op de rechterstoel en beveelt Paulus voor hem te brengen. Door plaats te nemen op de rechterstoel krijgt de behandeling van ‘de zaak Paulus’ een officieel karakter. Maar wat voor een rechter neemt er plaats. Het is een mens die uitsluitend op eigen belang uit is.

Dat gebeurde destijds ook bij Pilatus, van wie we ook lezen dat hij “op de rechterstoel” ging zitten (Jh 19:13) en dat om recht te spreken over de Rechter van de hele aarde (Gn 18:25) Die voor hem stond. Het recht dat hij sprak, is de grootste en grofste vorm van onrecht die ooit is begaan.

Het is een grote bemoediging te weten dat tegenover alle aardse rechterstoelen er een hemelse rechterstoel is. Op aardse rechterstoelen zaten en zitten mensen die niet in staat zijn tot een onpartijdig oordeel. Op de hemelse rechterstoel zit Iemand Die volmaakt recht zal spreken (Rm 14:10; 2Ko 5:10).

Voor Festus verschijnen ook de Joden die op zijn uitnodiging meegekomen zijn. Lukas vermeldt van hen dat zij “om hem heen” staan, wat vermoedelijk op Paulus slaat. Als bloedhonden hebben ze hem omsingeld. Dan breekt hun stortvloed aan “vele en zware beschuldigingen” los. Lukas treedt niet in detail over de inhoud ervan. Uit de verdediging van Paulus kunnen we opmaken van welke punten ze hem beschuldigden.

Omdat de Joden nog steeds geen resultaat hebben geboekt bij hun aanklacht, zullen ze de beschuldigingen dik hebben aangezet en ook zoveel mogelijk hebben uitgebreid. De waarheid hebben ze daarbij op vreselijke wijze geweld aangedaan. Het is dan ook niet verwonderlijk dat zij niet in staat zijn ook maar één enkele aanklacht te bewijzen. Juist hun overdrijving in de aanklachten maakt het voor Paulus eenvoudig om zich te verdedigen.

Daarbij komt nog dat wat voor de Joden belangrijk is, Festus totaal niet interesseert. Wat heeft hij met de wet van de Joden te maken? Als de Joden Paulus ervan beschuldigen dat hij aan de volken leert dat zij de wet niet hoeven te onderhouden, zegt hem dat niets. Hetzelfde geldt voor de beschuldiging dat hij de tempel zou hebben ontwijd.

De beschuldiging dat hij tegen de keizer iets zou hebben gedaan, zou iets kunnen zijn dat belangrijk is. Deze beschuldiging was gebaseerd op het prediken van een andere koning dan de keizer, namelijk Jezus (Hd 17:7). Maar er is geen enkele oproep door Paulus gedaan om tegen de keizer in opstand te komen. Integendeel, hij leerde dat men zich aan de overheid moet onderwerpen (Rm 13:1).

Dit is geen zaak voor Festus. Nee, het is hem duidelijk dat hij niet met een staatsgevaarlijk iemand heeft te maken, iemand die de alom geroemde ‘Pax Romana’, de Romeinse vrede, in gevaar brengt. Terwijl Festus tot dusver correct heeft gehandeld en nu ook tot de vrijlating van Paulus had moeten overgaan, doet hij een voorstel dat volledig in strijd is met het Romeinse recht. Hij stelt Paulus voor om naar Jeruzalem op te gaan en daar voor hem terecht te staan.

Lukas vermeldt het motief van het voorstel erbij: Festus wil de Joden een gunst bewijzen. De hoofdzorg van Festus is de gunst van de Joden te verwerven, zoals dat ook was bij Felix (Hd 24:27) en Pilatus (Mk 15:15). Hij wil bij hen in een goed blaadje komen. Een goede verhouding met de Joden is voor hem belangrijker dan het recht doen aan een gevangene die moeilijkheden veroorzaakt, althans daarvan wordt beschuldigd. Hij voorziet dat vrijlating hem alleen maar grote problemen zal opleveren.

Paulus doorziet zijn bedoelingen. Eerder wilde hij graag naar Jeruzalem, maar dat wil hij nu niet meer. Hij wil niet voor een Joodse rechtbank verschijnen, maar voor de rechtbank van de keizer. Door zich op de keizer te beroepen erkent hij de weg van de Heer met hem, dat Hij hem uit Jeruzalem heeft geleid. Hij erkent ook de rechterstoel van de keizer en daarop doet hij een beroep. De rechterstoel waarop Festus zit, is die van de keizer. Festus oefent als zijn vertegenwoordiger diens gezag uit.

De eerste christenen hebben veel onrecht geleden, maar de aanklachten waren steeds ongegrond. Ze hielden zich aan de wetten die de overheid uitvaardigde, zodat ze op grond daarvan niet aan te klagen waren. Wat zij leden, was terug te voeren op het feit dat ze christen waren (1Pt 4:15-16).

Paulus spreekt ook tot het geweten van Festus door tegen hem te zeggen dat hij goed weet dat hij, Paulus, de Joden geen enkel onrecht heeft aangedaan. Door zijn uitspraak diskwalificeert hij Festus als rechter. Paulus spreekt zijn overgave aan het recht uit. Als hij iets zou hebben gedaan wat de dood waard is, zou hij niet weigeren te sterven.

In bedekte termen beschuldigt hij Festus er zelfs van dat deze hem bij wijze van gunst aan de Joden wil overleveren. Dit kan hij niet zonder meer aanvaarden. Daarom gaat hij in hoger beroep en beroept zich op de keizer. Als we ons al zouden afvragen of hij niet beter zijn zaak in de hand van God had kunnen geven, wordt in elk geval duidelijk dat God de omstandigheden zo bestuurt dat Paulus hierdoor in Rome komt, zoals de Heer hem eerder heeft gezegd (Hd 23:11). Daar zou hij getuigen voor de keizer zelf.

Het is ook nog de vraag óf wij ons moeten afvragen of Paulus niet beter zijn zaak in Gods hand had kunnen geven. Is het niet veeleer onze plicht om mensen op hun verantwoordelijkheid te wijzen en dat dit in voorkomende gevallen ook geldt voor wat de overheid van ons vraagt?

Het gaat niet om het bestrijden van alle verkeerde besluiten die een overheid neemt of verkeerde wetten die een overheid uitvaardigt. Zoals eerder gezegd, heeft Paulus nooit opgeroepen tot een aanspreken van de overheid op alles wat verkeerd is. Hij zegt zelfs dat wij ons zonder meer aan de overheid moeten onderwerpen. Zodra de overheid iets zegt wat we moeten doen of laten waarbij ons getuigenis voor de Heer in het geding is, kunnen we de wegen bewandelen die daarvoor geboden worden. Dat is de reden waarom Paulus hier een beroep op de keizer doet.

Het lijkt erop dat Festus hier niet op heeft gerekend. Wat moet hij nu doen? Vrijlaten kan hij Paulus niet, want dan ontploffen de Joden. Naar Jeruzalem wil Paulus niet en hij kan hem daartoe niet dwingen, want Paulus is Romeins staatsburger. Voordat hij een beslissing neemt, stemt hij eerst af met de Raad wat het beste is. Hij bedient zich van overleg met hen om ruzie met hen te voorkomen.

Wat er is besproken, deelt Lukas ons niet mee. Dat is ook niet belangrijk, want de uitkomst is dat Festus het hoger beroep van Paulus bevestigt. De Heer heeft bepaald dat Paulus naar Rome zal gaan, dus gaat hij naar Rome. Met de woorden “op de keizer hebt u zich beroepen, naar de keizer zult u gaan”, verzekert Festus Paulus ervan dat hij naar de keizer in Rome zal gaan.

Copyright information for DutKingComments