Acts 25:25

Paulus voor Agrippa gebracht

De volgende dag vindt de opmerkelijke ontmoeting plaats tussen de grootheden van het leven en het uitschot van de wereld (1Ko 4:13b). Agrippa en Bernice komen met grote praal de gehoorzaal binnen met in hun gevolg de bestuurders en andere belangrijke mensen van de stad. Als zij hun plaatsen hebben ingenomen, laat Festus Paulus voorbrengen. Te midden van wereldse pracht en praal verschijnt een kleine, geboeide man.

Zo heeft de Heer het geleid om Zijn woord te vervullen dat Hij heeft gesproken, toen Hij zei dat Paulus Zijn Naam zou dragen voor koningen (Hd 9:15). Daarom staat de aangeklaagde Paulus tegenover goddeloze mensen met een verdorven moraal. Nooit eerder heeft hij een dergelijk publiek gehad.

Als Paulus dadelijk zijn mond gaat opendoen, verandert het toneel. Dan worden de rechters de aangeklaagden en de aangeklaagde wordt de rechter. Medelijden heeft misschien het hart van de aanwezige hoogheden vervuld toen ze de arme gevangene zagen, maar nog meer medelijden moet het hart van Paulus hebben vervuld bij het zien van al de leegheid van deze verloren zielen.

Festus opent de zitting. Met de woorden “hier ziet u” wijst hij op Paulus als een bezienswaardigheid. Dit is de man die het presteert om de hele menigte van de Joden zozeer tegen zich in het harnas te jagen, dat ze maar één ding wensen: zijn dood. Maar, zo spreekt Festus verder, ik heb niets kunnen ontdekken wat hij gedaan zou hebben waardoor hij de doodstraf verdient.

Opnieuw getuigt Festus tegenover Agrippa van de onschuld van Paulus, maar nu doet hij het ten aanhoren van alle hoogwaardigheidsbekleders van de stad (Hd 25:18; 25). Hij kan hem echter niet vrijlaten, want de gevangene heeft zich op de keizer beroepen. Dat beroep heeft hij ingewilligd en hij zal hem daarom doorzenden naar “Zijne Majesteit”, een aanduiding voor de keizer.

Dan komt Festus met het probleem waarmee hij nu zit. Hij moet Paulus naar de keizer sturen, maar hij heeft nog geen concrete beschuldiging kunnen formuleren. Festus heeft zijn hoop op Agrippa gevestigd dat die hem zal kunnen helpen om iets op papier te zetten waardoor hij geen gezichtsverlies zou lijden als hij Paulus naar Rome zou zenden.

Festus spreekt in dit verband over de keizer als “mijn heer”. ‘Mijn heer’ is een aanduiding voor de keizer in de goddelijke zin van het woord. Het is de erkenning van de goddelijke status van de keizer. Daarom is het ook stotend voor de Romeinen dat de christenen geen andere Heer erkennen dan Jezus.

Copyright information for DutKingComments