Acts 28:22

Eerste onderhoud met de Joden

Het milde regime van zijn gevangenschap blijkt ook uit de mogelijkheid dat hij vrij is om iedereen te ontvangen of zelfs uit te nodigen wie hij wil. Al na drie dagen nodigt hij de voornaamsten van de Joden uit om bij hem te komen. Als hij dan geen gelegenheid heeft om naar de synagoge te gaan, is het op deze manier voor hem mogelijk om ook in Rome te handelen naar het beginsel ‘eerst de Jood en dan de Griek’. Als de voornaamste Joden bij hem zijn gekomen, is het eerste wat hij doet zijn persoon verdedigen. Hij legt uit waarom hij in Rome is gekomen, want dat hij als gevangene hier is, vraagt uitleg en toelichting.

Hij vat kort voor hen samen wat er is gebeurd. Opmerkelijk daarbij is, dat hij niets vertelt over de aanleiding en de moordpogingen. Er komt geen woord van beschuldiging aan het adres van zijn Joodse broeders over zijn lippen, hoeveel kwaad ze hem ook hebben aangedaan. Dit is werkelijk onbaatzuchtige liefde.

Wat betreft zijn behandeling door de Romeinen, ook hen belicht hij op een gunstige wijze. Van hen vermeldt hij alleen dat ze hem hadden willen loslaten omdat ze in hem niets hadden gevonden wat de dood verdiende (Hd 23:29; Hd 25:25; Hd 26:32). Paulus stelt de Romeinen in een gunstig daglicht. Deze Joden wonen ertussen en kennen ze.

Zonder enig waardeoordeel vertelt Paulus hoe de Joden zijn vrijspraak door de Romeinen tegenspraken en hoe hij daardoor genoodzaakt was geworden zich op de keizer te beroepen. Hij is hier dan ook niet om zijn broeders te beschuldigen, maar om het recht zijn loop te laten krijgen. Dat wilde hij hun graag laten weten en daarom heeft hij hen laten komen.

Tevens laat hij hun weten dat hij geen afvallige Jood is, maar dat hij deelt in de hoop van alle Joden. “De hoop van Israël” ziet op de vervulling van de beloften aan de vaderen, een hoop die onlosmakelijk verbonden is met de Messias. Aan het einde van het boek wordt hierdoor niet alleen in het licht gesteld dat het christendom het nieuwe getuigenis is, maar ook dat God Zijn volk niet uit het oog verliest. Paulus klaagt niet zijn volk aan als de oorzaak van zijn keten, maar wijst als de oorzaak van zijn keten op de hoop van Israël, de Messias.

Als Paulus is uitgesproken, zeggen de Romeinse Joden dat ze niets aangaande hem weten. Er zijn over hem geen brieven uit Judéa aan hen geschreven en er zijn ook geen broeders daarvandaan bij hen gekomen om iets kwaads over hem te vertellen. Ze kunnen daarom geen oordeel vellen. Ze bieden hem de kans om zijn denkbeelden aan hen uit te leggen. Tegelijk geven ze aan dat wat ze van het christendom hebben gehoord, hun de indruk geeft dat het een tegendraadse beweging is die het Jodendom geen goed doet. Een dergelijke gelegenheid om zich te verantwoorden gaven de farizeeën niet aan de Heer Jezus, terwijl Nicodémus daar wel op had aangedrongen (Jh 7:51).

Deze Joden willen wel luisteren, maar laten ook merken dat ze er kritisch tegenover staan. De houding van deze Joden is navolgenswaardig. Het is belangrijk dat we pas een oordeel vellen over iemands denkbeelden die niet met onze opvattingen stroken, nadat de betreffende persoon gelegenheid heeft gekregen zich te verantwoorden.

Copyright information for DutKingComments