Acts 8:25

Petrus doorziet en oordeelt Simon

Het enige uiterlijke vertoon dat wordt opgemerkt, is het opleggen van de handen van de apostelen. Dat ziet Simon. Hij begrijpt dat het om iets gaat wat hij niet kan, maar wat hij vanwege zijn spirituele aanleg ook wel zou willen kunnen. Hij is bereid daarvoor te betalen en biedt Petrus en Johannes geld aan, opdat zij hem die macht zouden geven.

Hier komt het woord ‘simonie’ vandaan, een uitdrukking die betekent dat iemand uit is op zakelijk voordeel in geestelijke dingen of het kopen van ambten. Zulke mensen menen dat de Godsvrucht een winstbron is (1Tm 6:5). Het beslaat alle vormen van handel in geestelijke aangelegenheden. Het is de derde keer dat kwaad in de gemeente opduikt en alle drie keren heeft het met geld te maken.

Simon had innerlijk geen deel aan het nieuwe leven, zoals blijkt uit de woorden die Petrus tot hem spreekt. Het leek hem prachtig om mensen de handen op te leggen en ze op die manier de Heilige Geest te geven. Daardoor zou hij zijn macht over de mensen weer terugkrijgen. Wat Filippus niet heeft onderkend, wordt door Petrus scherp aan de kaak gesteld. Simon is een verdorven mens.

Menen dat geestelijke gaven of zelfs de Heilige Geest van God door geld kunnen worden verkregen, maakt het werk van Christus waardeloos. Het is zeer tot oneer van God en Christus en is niet anders dan het werk van de satan. Het scherpe oordeel van Petrus is de enig juiste reactie. Simon is een uiterlijke meeloper, terwijl hij in zijn hart andere dingen bedenkt. Hij is nog steeds met zichzelf bezig.

Petrus concludeert uit de vraag van Simon dat zijn hart niet recht is voor God. Na het uitspreken van het oordeel biedt Petrus Simon de weg tot behoud aan. Daarvoor is het noodzakelijk dat hij berouw heeft van zijn boosheid. Hij moet die verdorven begeerte naar macht en aanzien radicaal veroordelen voor God en de rug toekeren. Tevens moet hij de Heer bidden om vergeving van deze toeleg van zijn hart. Hier zien we dat niet alleen daden geoordeeld worden, maar ook de toeleg van het hart. Dat ziet op het in zijn hart bedenken en najagen van het kwaad, nog voordat het daadwerkelijk is gebeurd. Nog is er voor Simon hoop, indien hij zich bekeert.

Petrus, die door de Heilige Geest kan onderscheiden welke geest er in Simon is (1Ko 12:10), ziet waarin hij gevangen is. Hij is in “gal van bitterheid” door zijn verlies aan invloed op de Samaritanen die het evangelie hebben geloofd. Hij is ook in een “warnet van ongerechtigheid”, want hij zoekt niet het recht van God, maar zijn eigen recht.

Simon is meer ontzet over wat Petrus heeft gezegd, dat wil zeggen over de gevolgen van zijn daad, dan over zijn daad zelf. Het lijkt niet op echt berouw, temeer ook omdat hij een menselijk middelaarschap zoekt. In plaats van zelf te bidden vraagt hij of Petrus voor hem tot de Heer wil bidden om hem van de vreselijke dingen te vrijwaren die Petrus over hem heeft aangekondigd.

Het lijkt op het berouw van de farao die aan Mozes vroeg om voor hem te bidden opdat de plagen zouden wijken, maar die daarna toch weer zijn hart verhardde (Ex 8:8; 15). Ook bij hem was geen sprake van echt berouw, maar slechts een verlangen om verlost te worden van de plagen. We lezen geen antwoord van Petrus op het verzoek van Simon.

Het lijkt erop dat Petrus en Johannes niet lang bij Filippus zijn gebleven. Wel hebben ze nog het Woord van de Heer betuigd en gesproken, voordat ze de terugreis naar Jeruzalem aanvaarden. In het hele gebied van Samaria vinden ze een open oor voor het Woord van de Heer.

Toen de Heer Jezus een dorp van de Samaritanen wilde bezoeken, wilden zij Hem niet ontvangen (Lk 9:52-53). Petrus en Johannes waren er toen bij en Johannes is een van de discipelen die zelfs vanwege die weigering vuur van de hemel wilden laten komen om hen te verteren (Lk 9:54). Gelukkig dat de Heer dat heeft verboden en Johannes op zijn wens van destijds is teruggekomen. Nu mag hij samen met Petrus op de terugweg naar Jeruzalem het evangelie aan vele dorpen van de Samaritanen verkondigen.

Copyright information for DutKingComments