Daniel 2:40

Het vierde rijk

Het vierde rijk is het Romeinse rijk

Het bewijs dat het vierde rijk het Romeinse rijk is, vinden we vooral in Openbaring 17. We zullen daar zo dadelijk nader op ingaan. Eerst moeten we de aandacht vestigen op een ander bewijs. Dat bewijs ligt in de verhouding waarin de wereldrijken tot Israël staan. Opmerkelijk genoeg heeft elk van de drie tot nu toe genoemde wereldrijken over Israël geheerst. Dat is feitelijk ook de reden dat ze genoemd worden. Een volk heeft alleen een plaats in de Bijbel als het op de een of andere manier betrokken is bij de geschiedenis van Gods volk.

De Schrift bevestigt dat ook het vierde rijk, het Romeinse rijk, over Israël heeft geheerst. We lezen over de regering van de Romeinse keizer Augustus over Judéa (Lk 2:1) en over de regering van de Romeinse keizer Tiberius (Lk 3:1). Ook andere plaatsen in de evangeliën bewijzen de heerschappij van Rome over het land Israël (Lk 20:22-24; Jh 11:48; Jh 19:10; 11; 15). Het hoeft ons niet te verbazen dat we dit terugvinden in de geschiedenis. In het jaar 63 v.Chr. heeft Pompejus Judéa veroverd dat daarna een Romeinse provincie wordt.

De drie voorgaande rijken worden betrekkelijk kort beschreven. De beschrijving van het Romeinse rijk is daarbij vergeleken uitvoerig. Deze beschrijving met de uitleg geeft enkele bijzonderheden die aantonen dat juist dit rijk buitengewoon belangwekkend is. En als we zien dat ons in dit rijk de geschiedenis van Europa wordt gegeven, boeien de gegevens ons des te meer.

Twee fasen

In de ontwikkeling van Romeinse rijk zijn twee fasen te onderscheiden die verband houden met de verdeling van het rijk in een oostelijk en een westelijk deel. Het West-Romeinse rijk houdt op te bestaan als in het jaar 476 Rome wordt verwoest. Pas in het jaar 1453 komt er een einde aan het Oost-Romeinse rijk, wanneer de Turken het veroveren. Van deze twee rijken valt het West-Romeinse rijk binnen het kader van de profetie.

Dit brengt ons tot de bespreking van een probleem waarmee we ons eerst moeten bezighouden, voordat we verdergaan: Hoe kan de steen het beeld aan de voeten, dus het Romeinse rijk, treffen, als het niet meer bestaat? Als oplossing daarvoor is wel bedacht dat de steen het christendom, dat door Christus is ontstaan, voorstelt. Dan moet met de komst van het christendom de droom van Nebukadnezar in vervulling zijn gegaan.

Maar de komst van Christus, en met Hem het christendom, heeft het rijk niet verwoest. Wat Christus betreft, is het tegendeel het geval. Dat rijk heeft Christus omgebracht. Maar ook het christendom kan niet de vervulling zijn. De droom toont de vergruizeling van het beeld als een plotselinge zaak, waarna de steen de hele aarde vult. Wie durft te beweren dat het christendom het Romeinse rijk plotseling heeft overvallen en daarna een algehele heerschappij over de wereld heeft gekregen?

Het vierde rijk komt nog

Dit betekent dat dit vierde rijk nog altijd moet komen. Maar hoe is dat mogelijk? Het heeft toch al bestaan en nu bestaat het toch niet meer? De oplossing van dit probleem vinden we in het al genoemde Openbaring 17. Daar lezen we van het beest, dat het Romeinse rijk voorstelt (Dn 7:7-8; Op 13:1-11): het “was, en is niet en zal uit de afgrond opstijgen” (Op 17:8). Niet alleen het rijk zelf is in twee delen verdeeld, oost en west, ook de geschiedenis van het rijk bestaat uit twee delen, dat wil zeggen twee fasen. De eerste fase van het rijk is verleden tijd, het “was”. En nu bestaat het rijk niet, “en is niet”. De tweede fase is nog toekomst, “en zal uit de afgrond opstijgen”.

Het mag duidelijk zijn dat er voor de vervulling van de profetie een herstel van het eens verdwenen West-Romeinse rijk moet plaatsvinden. Dit herstel is nog steeds toekomst, maar die toekomst is wel heel dichtbij gekomen! In de loop van de geschiedenis hebben verschillende personen geprobeerd dit rijk in zijn oude glorie te herstellen. Machtige heersers als Karel de Grote, Karel de Vijfde, Napoleon en Hitler hebben allen door geweld getracht dit rijk te doen herleven. Het is niet gelukt. Het rijk zal dan ook niet door geweld en verovering worden opgericht, maar doordat tien koningen hun macht vrijwillig aan een alleenheerser zullen geven (Op 17:12-13).

De benen, de voeten en de tenen

Die tien koningen vinden we al symbolisch in het beeld aangeduid. Als we nog even naar het deel van het beeld kijken dat het Romeinse rijk voorstelt, de benen en de voeten, kunnen we in de twee benen en de twee voeten met de tien tenen de twee fasen van het Romeinse rijk zien. De twee benen zijn een beeld van de twee delen van het vroegere Romeinse rijk, dat is het West-Romeinse rijk en het Oost-Romeinse rijk. De tien tenen stellen de indeling van het rijk in de toekomst voor.

Het wijst erop dat dit rijk in zijn eindfase een samenstelling van tien rijken, naar de tien tenen, zal zijn (vgl. Dn 7:24). Het toekomstige rijk zal uit tien delen bestaan met elk een koning, een situatie die het rijk in zijn vroegere bestaan nooit heeft gekend. Als deze tien delen van Europa zich vrijwillig hebben aaneengesloten, zal dat rijk vernietigd worden door de komst van Christus, want Hij, en niemand anders, wordt voorgesteld in de steen die van de berg rolt.

De tenen bestaan niet alleen uit ijzer, maar uit ijzer en leem. Dit duidt op een verbinding van iets wat hard is als ijzer met iets wat broos is als leem. IJzer en leem zijn twee elementen die naar hun aard niet met elkaar te vermengen zijn. Ze behouden beide hun eigen kenmerken. Het is een hard en tevens broos koninkrijk. Het optreden is hard, maar het is geen compacte eenheid. We kunnen denken aan het democratische beginsel dat onverenigbaar is met autoritaire staatsmacht die met militaire kracht wil optreden. Deze dingen zien we terug in het huidige streven naar één Europa.

Leem of klei stelt ook de mens voor, waarbij we dan kunnen denken aan het individualisme, het eigenbelang, de persoonlijke vrijheid en medezeggenschap. Dat zien we ook duidelijk aanwezig in Europa. We zien enerzijds de macht van het grote geheel en anderzijds het handhaven van nationale belangen.

Historie

Overigens is het verval en ten slotte de val van het eens zo machtige Romeinse rijk onderwerp van bestudering van heel wat historici geweest. Hun verbazing ligt op een ander niveau dan dat van Johannes. Over een van de geopperde oorzaken van de val van het Romeinse rijk, het christendom, hebben we het al gehad. Enkele andere oorzaken worden genoemd in een boekje geredigeerd door Donald Kagan, ‘Decline and Fall of the Roman Empire Why Did it Collapse?’ (‘Verval en Val van het Romeinse rijk Waarom stortte het in?’). Daarin komt een aantal historici aan het woord. Ieder komt na onderzoek tot een eigen conclusie. En die conclusies zijn zeer divers.

De een wijt de ondergang aan een klassenstrijd, een strijd van de slaven tegen de heersende klasse. Een ander meent dat klimatologische omstandigheden de oorzaak ervan zijn. Daardoor zou er een zekere periode geen regen zijn gevallen met als gevolg misoogsten en het wegtrekken van de bevolking. Dat zou dan ook weer effect hebben gehad op de kracht van het leger, want de aanwas van rekruten is gestaakt door het wegtrekken van de bevolking. Weer een ander acht het mogelijk dat rassenvermenging het verval heeft bewerkt. (Tegen dit laatste aspect heeft Hitler zich misschien wel willen wapenen als we zijn maatregelen in ogenschouw nemen voor de handhaving en bevordering van een zuiver Germaans of Arisch ras. Het idee van het kweken van een superras is van Heinrich Himmler gekomen, een naaste medewerker van Hitler.)

Al deze historici zitten er met hun veronderstellingen naast. De Schrift is de enige betrouwbare bron voor de geschiedenis. De Schrift beschrijft de geschiedenis ook als alles nog moet gebeuren. Dat is omdat de Schrift het spreken van God is (Rm 9:17) en God verkondigt vanaf het begin het einde (Js 46:10).

Copyright information for DutKingComments