Deuteronomy 11:10-15

Verschil tussen Egypte en Kanaän

Het in acht nemen van het Woord van God geeft geestelijke kracht (1Jh 2:14b). Als we de lessen van de Dt 11:1-7 ter harte nemen, krijgt het Woord van God gelegenheid ons kracht te geven om het land in bezit te nemen: “Met alle kracht bekrachtigd, naar de sterkte van Zijn heerlijkheid, tot alle volharding en lankmoedigheid, met blijdschap, terwijl u de Vader dankt, Die u bekwaam heeft gemaakt om deel te hebben aan het erfdeel van de heiligen in het licht” (Ko 1:11-12).

Het erfdeel spreekt van het vrederijk dat zowel de aarde als de hemel omvat en waarover we naar het raadsbesluit van God samen met de Heer Jezus zullen regeren. Hiervan zegt Paulus: “Dat Hij Zich had voorgenomen in Zichzelf aangaande [de] bedeling van de volheid der tijden, om alles wat in de hemelen en wat op de aarde is onder één Hoofd samen te brengen in Christus; in Hem, in Wie wij ook erfgenamen zijn geworden, waartoe wij tevoren bestemd waren naar [het] voornemen van Hem Die alles werkt naar de raad van Zijn wil” (Ef 1:9b-11).

Er is ook sprake van een erfdeel in het licht dat nu al ons deel is en door ons genoten kan worden. Dat is het koninkrijk van de Zoon van de liefde van de Vader, “Die ons gered heeft uit de macht van de duisternis en overgebracht in het koninkrijk van de Zoon van Zijn liefde” (Ko 1:13). Daarin bevinden we ons nu al. De vruchten die het land Kanaän oplevert, zijn een beeld van de zegeningen daar.

Aan het kenmerkende “overvloeit van melk en honing” wordt hier nog een bijzonder kenmerk met betrekking tot het land toegevoegd en dat is dat het land water zal drinken “door de regen uit de hemel” (Dt 11:11). De regen van de hemel zorgt ervoor dat de vrucht in het land goed zal groeien (Dt 11:14; 17). In dit kenmerk ligt het grote verschil met de manier waarop het land Egypte van water wordt voorzien. Egypte kent praktisch geen regen. Vruchtbaarheid wordt in Egypte verkregen door een jaarlijkse overstroming van de rivier de Nijl en bewatering door de mens. Dat betekent dat de vruchtbaarheid in Egypte mede het gevolg is van eigen inspanning en niet uitsluitend wordt veroorzaakt door de regen van de hemel zoals bij Israël.

Egypte zegt dat de Nijl van hem is (Ez 29:3). Hij denkt niet aan de oorsprong ervan. Egypte stelt de mens van de wereld voor die meent dat hij alle zegen aan natuurlijke bronnen ontleent. De natuurlijke mens eigent zich deze zegen toe zonder aan God te denken. Hij meent er recht op te hebben en ziet ze als het resultaat van eigen inzet.

De zegen van het beloofde land komt zomaar uit de hemel van God. Het land staat onder Zijn voortdurende zorg. Zijn ogen zijn er steeds op gericht, het hele jaar door (Ps 65:10-14). Zouden deze ogen niet al de behoeften van Zijn kinderen opmerken? En zijn Zijn liefde en Zijn macht niet groot genoeg om in deze behoeften te voorzien?

De regen heeft te maken met leer, onderwijzing. Zo is ook de leer van Mozes een regen (Dt 32:2). Het stelt de zegen voor die wij ontvangen door de prediking die van het heerlijk Hoofd in de hemel uitgaat en door middel van Zijn gaven tot ons komt om ons als heiligen te volmaken.

De regen staat hier in verbinding met het land. Ook deze zegen is er maar niet vanzelf. Het vereist het neerstromen van de hemel, zonder natuurlijke hulpbronnen. In alle kerkelijke stelsels waar via menselijke regelingen en inzettingen ‘het water’ wordt gedirigeerd, is zo weinig over de hemelse zegeningen te horen. Dat is niet verwonderlijk. Het verstrekken of verkrijgen van zegen van de Heer loopt niet via theologische opleidingen en diploma's, maar via gehoorzaamheid van het hart.

Belofte van zegen

De regen komt niet op afroep, maar op Gods tijd, als Hij het geeft. Hij verbindt de regen aan gehoorzaamheid. De vroege regen is voor ons de tijd dat we voor het eerst iets zijn gaan zien van wat verder gaat dan de vergeving van de zonden. Wij leven in de tijd van de late regen, sinds de Heer in Zijn goedheid in het begin van de negentiende eeuw opnieuw zicht gaf op de zegeningen van het hemelse land. Hebben we ervan gedronken en geproefd?

De regen van de hemel is nodig om “uw koren, uw nieuwe wijn en uw olie” in te zamelen. In Psalm 104 zien we dat koren bedoeld is voor voedsel, wijn verbonden is aan blijdschap en olie voor een glanzend gezicht zorgt (Ps 104:14-15).

Voor ons betekent dit, dat wij ons voortdurend mogen voeden met het voedsel van het land, dat is voor ons de Heer Jezus als het brood uit de hemel (Jh 6:47-58). Voeden met Hem als het eeuwige leven wil zeggen dat we innerlijk verwerkelijken dat Hij ons leven is en wij daardoor gemeenschap hebben met de Vader en de Zoon. De Vader en de Zoon zijn van eeuwigheid in dat land. Daarmee mogen wij ons versterken, we mogen op een praktische manier delen met de Vader waarvan Zijn hart vol is.

De nieuwe wijn stelt de volkomen blijdschap voor die we mogen kennen als een gevolg van gemeenschap met de Vader en de Zoon. Ook dat is een zegen van het eeuwige leven (1Jh 1:1-4). De olie stelt weer een ander aspect van het eeuwige leven voor. Iets ervan zien we in Psalm 133: “Een pelgrimslied, van David. Zie, hoe goed en hoe lieflijk is het dat broeders ook eensgezind samenwonen. Het is als de kostelijke olie op het hoofd, die neerdaalt op de baard, de baard van Aäron, die neerdaalt op de zoom van zijn priesterkleed. Het is als de dauw van de Hermon die neerdaalt op de bergen van Sion. Want daar gebiedt de HEERE de zegen [en] het leven tot in eeuwigheid” (Ps 133:1-3).

In deze psalm wordt het eeuwige leven genoten door broeders en zusters die samenwonen. Het is een plaats waar de HEERE de zegen gebiedt. Die plaats is de hemelse gewesten. Hier wordt dat genoten op een plaats waar broeders samenwonen. In het begin van 1 Johannes 1 is niet alleen sprake van gemeenschap met de Vader en de Zoon, maar ook met onze broeders en zusters (1Jh 1:3). Wat ons in aards opzicht kan scheiden, is daar verdwenen.

Wat ons bindt, geeft ons een intense liefde voor elkaar. Dat komt door het bezit van hetzelfde eeuwige leven. Juist waar wij samen zijn, kunnen we het meest intens die gemeenschap met de Vader en de Zoon beleven. Onze eenheid is in de besloten eenheid van de Vader en de Zoon opgenomen. Door onze verdeeldheid beleven we dat vaak niet, maar in beginsel is het er en kan het daarom ook genoten worden. Daar daalt de olie neer.

Copyright information for DutKingComments