Deuteronomy 8:5

Inleiding

In Deuteronomium 7 gaat het om de toewijding, de heiliging van het volk aan God. Deuteronomium 8 is weer een terugblik op de tocht door de woestijn. Hier wordt over de wegen van God met het volk gesproken, maar wordt niet de ontrouw van het volk voorgesteld. Dat komt in Deuteronomium 9. Het gaat er hier om hoe God hen door allerlei moeilijke omstandigheden heeft laten gaan. Het doel daarvan is het leren kennen van hun eigen hart, hun eigen onmacht om de moeilijkheden het hoofd te bieden, om dan op Hem te gaan vertrouwen. De toepassing voor ons vinden we in Romeinen 8 (Rm 8:28).

Doel van de reis door de woestijn

Alles wat Mozes tot het volk spreekt, heeft als doel dat het volk het ware leven zal leven. En ze zullen niet alleen leven, maar er zal ook vermenigvuldiging van leven plaatsvinden. Leven is niet alleen in leven blijven, maar ook groeien. Het klimaat waarin dit leven gedijt, is het klimaat van het beloofde land. De geboden bevatten zogezegd de grondstoffen voor optimaal levensgenot en optimale levensgroei, voor verhoging van de kwaliteit en de kwantiteit van het leven.

Op dit bijzondere punt in het leven van het volk van God, tussen de woestijn en het land in, roept Mozes op om te gedenken, om terug te zien op de veertig achter hen liggende jaren. Veertig is het getal van beproeving. Het leven van elke dag laat mij zien wat er in mijn hart is. Maar God laat ook zien wat er in Zíjn hart is. De vraag is welke lessen we trekken uit het verleden om het land te kunnen binnengaan.

God verootmoedigt ons, want elke ervaring in de woestijn brengt tot meer zelfkennis. Voordat we onszelf leren kennen door beproevingen die Hij zendt, is er gewoonlijk veel zelfbedrog bij ons. We leren onszelf niet kennen als we op de eerste dag van de week in de samenkomst zitten, maar juist in het leven van alle dag, het woestijnleven. Gods Woord zegt mij dat er in mij niets goeds woont en dat ik tot alle kwaad in staat ben. Toch geloof ik bijvoorbeeld niet hoe driftig ik kan worden, voordat ik door een ander getreiterd wordt en zie, waartoe ik dan in staat ben. En pas als ik net zo’n honger heb als anderen om mij heen, ervaar ik hoe egoïstisch ik ben.

God laat ons opzettelijk hongerlijden, opdat wij meer waardering zullen krijgen voor het manna. Door het lijden van gebrek leren we de onuitputtelijke hulpbronnen van God kennen. Dit is voor het geloof een grote bemoediging. De Heer Jezus verbindt de honger met het manna en met Hemzelf, “het ware brood uit de hemel” (Jh 6:32). Hij zegt dat Hij Zelf – Hij is het eeuwige leven – de zegen van het land is. In de woestijn leren we de Heer Jezus kennen als het voedsel dat kracht geeft om in de woestijn te kunnen leven tot eer van God, zoals Hij hier heeft geleefd tot eer van God.

Hierdoor leren we ook dat ons leven afhankelijk is van alle woord dat uit de mond van God uitgaat. Het volk heeft het manna omdat het op Zijn woord, op Zijn bevel, van de hemel valt. Niet leven van ‘brood alleen’ betekent dat de mens niet kan leven van voedsel dat verkregen wordt in onafhankelijkheid of los van Zijn Woord.

De Heer Jezus heeft gewandeld in al de wegen van God. Hij heeft altijd Zijn hand uitgestrekt naar het Woord, daarvan heeft Hij geleefd. Hij wist dat God de stenen niet tot Zijn voedsel had gegeven en dat de Vader Hem voedsel kon geven zonder daarvoor een wonder te moeten doen (Mt 4:3-4).

Het voedsel voor ons lichaam is niet het belangrijkste, maar het voedsel voor onze ziel. Leven bij het Woord van God is niet alleen voor de moeilijke gevallen, maar voor alle omstandigheden, voor elke stap die we doen.

God geeft niet alleen voedsel, maar ook kleding. Kleding doen we aan. Zo doen we de Heer Jezus aan (Gl 3:27; Ef 4:24; Rm 13:14; Ko 3:10; 12). Die kleding veroudert niet. Kleding stelt onze uiterlijke openbaring voor, wat de mensen van ons zien. Is dat Christus? Elke openbaring van mij in woord en daad die tot eer is van God, herken ik in het leven van de Heer Jezus op aarde. Daar zie ik die beginselen geïllustreerd.

De tucht of bestraffing die ons treft, komt van de hand van een liefdevolle God. Het is een bewijs van Zijn liefde voor ons (Hb 12:4-11). Het spreekt van Zijn welgevallen in hen die Hij tot het zoonschap voor Zichzelf heeft uitverkoren (Sp 3:11-12; vgl. Sp 29:17). De ware Zoon is volmaakt het welgevallen van de Vader geweest: “En zie, een stem uit de hemelen zei: Deze is Mijn geliefde Zoon, in Wie Ik welbehagen heb gevonden” (Mt 3:17). Hij heeft geen bestraffing of tucht nodig. De tucht is geen doel op zich, maar heeft tot doel dat alles uit het leven en het hart geweerd wordt wat God niet welgevallig is. Bestraffing is het bewijs dat we zonen zijn. God wil door bestraffing bereiken dat wij aan Zijn heiligheid deel krijgen.

Er is in het Oude Testament geen boek dat ons zoveel laat zien van wat het Nieuwe Testament het eeuwige leven noemt dan het boek Deuteronomium. Eeuwig leven is het leven van God Zelf. Deuteronomium 8-9 laten ons zien wat in ons hart is en schilderen ook de zegeningen van het land. Alles is ”om u uiteindelijk wel te doen” (Dt 8:16). Zo is God.

Deuteronomium 9 laat een weerspannig volk zien. Dat we een weerspannig volk zijn, is een ontdekking die wij opdoen in de woestijn. Elke ‘woestijnervaring’ laat mij iets meer zien dat er niets in mij is op grond waarvan God mij Zijn zegeningen zou kunnen schenken. Wij zijn in onszelf weerspannig vanaf de verlossing. Deze ontdekking moet ons tot diepe verootmoediging brengen.

In Johannes 3 spreekt de Heer Jezus over de hemelse dingen. Hij noemt die: het eeuwige leven. Dat zien we in het beeld van de koperen slang en de betekenis die Hij daaraan geeft (Jh 3:12-15). Dat is niet een beeld van de manier waarop een zondaar tot bekering komt, maar laat een fase zien in de geschiedenis van het volk van God, en wel de eindfase van de reis door de woestijn. Na veertig jaar is het volk niets veranderd en ziet het hoe het nog steeds kan vallen.

Wedergeboorte is niet genoeg om het eeuwige leven te begrijpen. Alles wat je van nature bent, moet bij het kruis worden gebracht. Daartoe voeren de ervaringen van de woestijn. Het eeuwige leven wordt gekend door op te zien naar het kruis. We kunnen zeggen dat dé zegen van het land wordt samengevat in: het eeuwige leven. Deze zegen wordt genoten waar broeders en zusters samen wonen (Ps 133:1-3), dat wil zeggen in vrede bij elkaar zijn om hun gemeenschap met God en Christus en met elkaar te genieten.

Copyright information for DutKingComments