Ephesians 4:8

De gave van Christus

Ef 4:7. In de vorige verzen is de nadruk gelegd op de eenheid van de gemeente. Nu krijg je de andere kant te zien. Binnen de gemeente is er voor elk lid een eigen, unieke taak weggelegd. Elk lid heeft zijn eigen specifieke functie en elke afzonderlijke functie is weer bedoeld om het hele lichaam als een harmonieuze eenheid te laten functioneren.

Nu staat hier niet dat ons een gave is gegeven, maar dat ons “de genade” is gegeven. Ik denk dat hierdoor meer de nadruk wordt gelegd op wat nodig is om je functie te vervullen dan op de functie zelf. Je kunt weten dat je een taak in het lichaam hebt, maar je moet ook weten dat je voor het uitoefenen ervan afhankelijk bent van de nodige genade. Nou, je mag weten dat die genade er al is, je hoeft er niet meer op te wachten. Je kunt direct aan de slag. En je hebt ook nog precies die “maat” van de genade ontvangen die jij nodig hebt voor het uitoefenen van jouw gave. Het is precies door Christus bepaald. Hij is Degene Die de genade geeft.

Ef 4:8. Op Christus wordt in de Ef 4:8-10 nog eens extra de schijnwerper gericht. Wie is Hij Die deze genade uitdeelt en dat doet met de juiste hoeveelheid? Hij is Degene Die een volkomen overwinning heeft behaald op de vijand. Hij is Degene Die als resultaat daarvan boven alles en allen verheven is. Hij is Degene Die vanuit die verheven positie gaven uitdeelt aan de leden van Zijn lichaam.

Laten we eerst eens kijken naar de overwinning die in Ef 4:8 wordt beschreven. Dit vers wordt ingeleid met “daarom” en vervolgens komt er een aanhaling uit Psalm 68 (Ps 68:19). Op het eerste gezicht kan het trouwens vreemd lijken dat Paulus een vers uit het Oude Testament aanhaalt om zijn onderwijs te illustreren. In het Oude Testament is toch nog helemaal geen sprake van de gemeente? Dat heeft hij toch uitvoerig betoogd in het vorige hoofdstuk? Dat klopt, maar in het Oude Testament is wel sprake van Christus en met het oog op Hém haalt Paulus dit vers aan.

Aan het woord ‘daarom’ kun je zien dat de aanhaling uit Psalm 68 dient als bevestiging van Ef 4:7. In dat vers gaat het om Christus als de Gever. Ef 4:8 legt de nadruk op zowel de plaats van waaruit Hij geeft, “de hoge”, als wat Hij heeft gedaan om te kúnnen geven, “de gevangenschap gevangengenomen”.

Psalm 68 is een overwinningspsalm. Je leest daar hoe God Zijn vijanden verstrooit en op de vlucht jaagt. Koningen die opstandig tegen Hem zijn, vergaan voor Zijn aangezicht. Voor Zijn verdrukte volk betekent Gods optreden bevrijding. Daarom vieren ze feest. Dit tafereel ziet vooruit naar het begin van het duizendjarig vrederijk.

Paulus haalt deze psalm aan omdat hij weet dat de overwinning, die dan openlijk zal worden gezien, voor het geloof nú al werkelijkheid is. De Heer Jezus is door de dood heen gegaan; daarna is Hij opgestaan en “opgevaren naar de hoge”. In het woord ‘opgevaren’ proef je Goddelijke kracht, de majesteit van de Overwinnaar. Dat Hij ‘de gevangenschap gevangengenomen’ heeft, wil zeggen dat Hij de macht heeft ontnomen aan alles waardoor mensen gevangen worden gehouden. Zo lees je in Hebreeën 2: “Opdat Hij door de dood teniet zou doen hem die de macht over de dood had, dat is de duivel, en allen zou verlossen die uit vrees voor de dood hun hele leven door aan slavernij onderworpen waren” (Hb 2:14-15). Hij heeft voor allen die Hem toebehoren de macht van de zonde, de dood, de wereld en het vlees overwonnen.

Hij heeft hen echter niet alleen bevrijd, Hij heeft hun ook gaven gegeven. Eerst heeft God Hém gaven gegeven als beloning voor Zijn overwinning. Op Zijn beurt geeft Christus gaven aan hen die delen in Zijn overwinning en dat zijn wij. De gaven komen van Iemand Die heeft overwonnen en nu in de hemel is. In Ef 4:8 zien wij een Triomfator Die in triomf opvaart naar de hoge. En Zijn overwinning is groot, want Hij heeft niet alleen overwonnen hem die ons gevangen hield. Hij heeft alles wat en allen die hem daarbij ten dienste stonden, al de macht die hij had. Je kunt daarbij denken aan de dood en de demonen. Ook wij die in gevangenschap waren, zijn van dat alles bevrijd. Zo kan de Heer ook ons gaven geven.

Ef 4:9. Hier lezen we op welke wijze de overwinning heeft plaatsgevonden. Dat is gebeurd doordat Hij op aarde is neergedaald, en niet alleen op aarde, maar in de lagere delen ervan, wat wil zeggen in de dood. Als Hij alleen op aarde was gekomen, had Hij de gevangenschap niet gevangen kunnen nemen. Hij moest in de dood, in het graf. Het is de overwinning van Iemand Die het hol van de leeuw is binnengegaan, Die door de dood heen is gegaan en daaruit als Triomfator tevoorschijn is gekomen.

Hij heeft laten zien dat Hij boven de macht van de satan verheven is. Allen die met Hem verbonden zijn en deel hebben aan Zijn werk op het kruis, hebben ook deel aan de gevolgen daarvan. Zij zijn met Hem aan de macht van de dood onttrokken en in Hem gezet in de hemelse gewesten. Dit geldt alleen voor de gelovigen. Voor de ongelovigen geldt dat zij nog onder de macht van de zonde en de dood zijn.

“Neergedaald naar de lagere van de aarde” wil niet zeggen ‘nedergedaald ter helle’, alsof de Heer Jezus in de hel zou zijn geweest. Dat staat wel in de Nederlandse geloofsbelijdenis, maar niet in de Bijbel. Wel kan gezegd worden dat de Heer Jezus Gods oordeel onderging toen Hij aan het kruis geoordeeld werd voor onze zonden. Had Hij dat niet gedaan, dan waren wij tot in eeuwigheid in de hel onder de toorn van God geweest.

Ef 4:10. Hij is niet in die ‘lagere delen van de aarde’ gebleven. Hij is, nadat Hij de overwinning heeft behaald, hoog verheven “boven alle hemelen”, met als doel dat “Hij alles zou vervullen” (vgl. Jr 23:24). Er is geen diepte zo diep of Hij is er geweest. Er is geen hoogte zo hoog of Hij is erboven verheven.

‘Boven alle hemelen’ is een merkwaardige uitdrukking. Het is als het ware de overtreffende trap van verhevenheid. In Markus 16 lees je over de eerste trap. Daar wordt Hij, de ware Dienaar, ‘opgenomen in de hemel’ (Mk 16:19). In Hebreeën 4 zie je de tweede trap. Daar is Hij de grote Hogepriester ‘Die de hemelen is doorgegaan’ (Hb 4:14). In ons vers is Hij de overwinnende Mens Die is opgestegen ‘boven alle hemelen’ (Ef 4:10). Dat is de derde, de overtreffende, de alles te boven gaande trap.

Hij zal alles met Zijn tegenwoordigheid vullen. Het doet denken aan wat we in Efeziërs 1 hebben gezien (Ef 1:23). Het verschil is dat het daar om Hem als God gaat, terwijl het hier gaat om Hem als Mens. Het maakt duidelijk dat het over één Persoon gaat, Die zowel God als Mens is. Onbegrijpelijk en onverklaarbaar voor het menselijk verstand, maar het geloof aanbidt en buigt zich in aanbidding neer.

De heerlijkheid van Zijn Persoon is ondoorgrondelijk, onnaspeurlijk. Ze nodigt uit je met die Persoon bezig te houden en steeds meer van Hem te genieten en Hem te bewonderen. In de eeuwigheid zal er geen plek in de hemel en ook niet op de aarde zijn, waar Zijn heerlijkheid niet zichtbaar is. Er is dan geen plaats meer voor iets anders. Hij is het en Hij alleen. Wat Hij dan zal zijn, mag nu al zo zijn voor het hart van ieder die met Hem verbonden is. Op Hem wil de Heilige Geest ons hart richten. Op welke manier Hij dat doet, zul je in de volgende verzen ontdekken.

Lees nog eens Efeziërs 4:7-10.

Verwerking: Vertel in je eigen woorden wat je in deze verzen ziet van de grootheid van de Heer Jezus.

Copyright information for DutKingComments