Esther 3:4

Haman – Mordechai

Op bevel van de koning buigen alle dienaren zich voor Haman neer (Es 3:2). Haman heeft een positie gekregen die erkend moet worden door allen. Alleen zij die tot Gods volk behoren, doen dat niet en mogen dat ook niet. Voor hen is dit bevel van de koning een test. Zo is het ook met de macht die de satan van God heeft gekregen. Ieder die in de macht van satan is, buigt zich voor hem. Voor de kinderen van God is het een test. Voor wie buigen zij zich?

De macht van Haman stelt het volk van God op de proef. Zo gebruikt God de satan, van wie Haman een beeld is, om Zijn volk op de proef te stellen. Ook de Heer Jezus heeft te maken gehad met de satan die met zijn verzoekingen op Hem afkomt. Zo hebben Gods kinderen te maken met een vijand die hen met alle middelen die hem maar ter beschikking staan, ertoe wil brengen het vertrouwen in God op te zeggen.

De haat van de wereld is het deel van ieder die duidelijk zijn plaats als christen inneemt. Zo’n christen verspreidt licht en dat haat de wereld die in de duisternis is. Als we dat misschien niet zo sterk ervaren, kan dat zijn omdat we ons al in zekere mate aan de wereld hebben aangepast.

Mordechai is iemand die niet met de massa meegaat. Hij buigt zich niet voor deze heerser (Es 3:3). Dat heeft ook de Heer Jezus, van Wie Mordechai een beeld is, nooit gedaan (Mt 4:8-10). Mordechai lijkt op de vrienden van Daniël, die ook ingaan tegen het gebod van de koning en weigeren om te knielen voor het beeld dat hij heeft gemaakt (Dn 3:18).

Als zich een plotselinge situatie voordoet dat we ons geloof moeten belijden, zullen we Gods kracht ervaren. De drie vrienden van Daniël zijn niet onvoorbereid op de confrontatie met Nebukadnezar vanwege het beeld dat hij heeft gemaakt. Ze hebben geleerd te bidden en in de praktijk zich rein te bewaren van de onreinheid van de wereld. Daarom is er innerlijke kracht om staande te blijven onder de druk van Nebukadnezar. De tijd van de nood maakt openbaar of er iets van God aanwezig is.

Van hen die zich niet buigen, zal rekenschap worden gevraagd door hen die wel buigen. Dat gebeurt om druk uit te oefenen zich ook te buigen voor de grote heerser. De trouwe christen zal deze gelegenheid gebruiken om verantwoording af te leggen van de hoop die in hem is (1Pt 3:15-16).

Dat er druk op Mordechai wordt uitgeoefend, blijkt uit Es 3:4. Ze spreken hem namelijk “van dag tot dag” aan op zijn ‘onbuigzaamheid’. Maar hij luistert niet. Hij houdt zich doof. Daarin lijkt Hij op de ware Dienaar van de HEERE, de Heer Jezus, Die Zich ook doof heeft gehouden voor alles wat tegen Hem is gezegd om Hem tot ontrouw aan Zijn God te bewegen (Js 42:19).

Ook zien we weer een duidelijke parallel met Jozef. Jozef wordt ook “dag in dag uit” door de vrouw van Potifar aangesproken, waarbij het haar bedoeling is om hem te verleiden met haar gemeenschap te hebben. En ook daar lezen we dat hij “niet naar haar luisterde” (Gn 39:10). Het is belangrijk niet te luisteren naar verkeerde adviezen of aansporingen om te zondigen.

Als Mordechai standvastig blijft in zijn weigering om voor Haman te buigen, vertellen de dienaren het aan Haman. Het lijkt erop dat het Haman is ontgaan dat Mordechai niet voor hem buigt. De reden dat zij het aan Haman vertellen, is dat Mordechai een Jood is. Mordechai buigt niet omdat hij een Jood is. Ook voor ons is het belangrijk dat wij zeggen dat wij aan bepaalde dingen niet meedoen omdat wij bij de Heer Jezus horen.

Mordechai heeft zijn afkomst niet verzwegen, maar die beleden. Ze willen juist daarom wel eens zien of zijn woorden stand zullen houden. Zo wordt ook onze belijdenis getest. We kunnen erop rekenen dat wij het speciale doelwit van de aanvallen van de satan zullen zijn als we belijdenis afleggen van ons geloof in de Heer Jezus en dat wij tot de gemeente van de levende God behoren.

We zien dat in het vervolg van deze geschiedenis. Opmerkzaam gemaakt door de dienaren op de onbuigzaamheid van Mordechai ten opzichte van hem let Haman nu speciaal op Mordechai. Als hij ziet dat die inderdaad niet voor hem buigt, wordt hij “met woede vervuld” (Es 3:5). Vanaf dit moment is er voor niets anders meer plaats bij hem dan woede tegenover Mordechai, een woede die een uitweg zoekt.

De enige zaak die zijn woede kan bedaren, is de dood van Mordechai. En dat niet alleen. Ook het hele volk van Mordechai moet uitgeroeid worden (Es 3:6). Bezield van deze gedachte zoekt Haman naar een manier om “het volk van Mordechai weg te vagen”. En dat niet plaatselijk, alleen in de burcht Susan, maar “in heel het koninkrijk van Ahasveros”.

Hier zien we duidelijk dat Haman een beeld van de satan is. Zou het volk worden omgebracht, dan zou de Messias niet geboren kunnen worden. We zien dat ook bij Herodes, die een gewillig instrument in de hand van de satan is als hij de Heer Jezus, wanneer Deze pas is geboren, wil doden (Mt 2:16).

Haman wil het hele volk van de Joden ombrengen (Ps 83:4-5). Het volk van Mordechai deelt in de haat van Haman tegen Mordechai. Hier zien we de verbinding tussen de Heer Jezus en Zijn volk. Christus en de Zijnen zijn een. Zo krijgt Saulus van de verheerlijkte Heer te horen: “Saul, Saul, waarom vervolg je Mij?” (Hd 9:4), terwijl hij bezig was de gemeente te vervolgen. Dat de toorn van de duivel zowel de Heer Jezus als Zijn volk betreft, zien we ook in de eindtijd, wanneer de draak, dat is de duivel, niet alleen het Kind, dat is Christus, wil verslinden, maar ook allen die bij Hem horen, dat is het gelovig overblijfsel van Israël (Op 12:4b; 17).

Hoe komt Haman tot deze opstelling? Hij heeft gezien dat er één persoon is die het waagt hem te trotseren. In zijn trots en toorn is het hem echter te gering dat slechts één persoon boet. Zijn gekwetste trots roept om wraak. Hij neemt geen genoegen met slechts één persoon. Hij wil zijn als God, zoals eens de satan, en alles aan zich onderwerpen. Wie het waagt zich tegen hem te verzetten, moet het veld ruimen. Satan biedt nooit een alternatief en kan dat ook niet. Hij heeft een verdorven aard en verderft wie in zijn macht is (vgl. Jh 10:10a). Wie zich niet buigt, zoekt hij te verderven. Wie zich voor hem buigt, wie hij in zijn greep heeft, sleept hij mee in het verderf.

Om tot de uitvoering van zijn gruwelijke moordplan te komen laat Haman in zijn tegenwoordigheid het lot werpen (Es 3:7). Dat laat hij doen, geleid door zijn bijgelovige, heidense, duistere denken, om de meest geschikte dag voor de realisatie van zijn verdelgingsplan te bepalen. Deze occulte gang van zaken bewijst eens te meer dat Haman een dienaar van de satan is. God staat echter boven hem en de satan.

Het mag toch wel opmerkelijk genoemd worden dat het lot uiteindelijk op de dertiende dag van de twaalfde maand valt. Er wordt begonnen met het werpen van het lot in de eerste maand, de maand Nisan, dat is de maand van het Pascha, wat doet denken aan de verlossing van Gods volk uit Egypte. Voor elke dag van die maand wordt het lot geworpen, maar geen enkele dag blijkt geschikt te zijn. Zo gaat het ook met elke dag van de tweede maand en alle dagen van de daarop volgende maanden. Tot het lot ten slotte de dertiende dag van de twaalfde maand, de maand Adar, als gunstige dag aanwijst.

De tijd waarin het lot wordt geworpen, is “het twaalfde jaar van koning Ahasveros”, een datering die aangeeft dat het gezag in handen van de volken is en niet in die van Gods volk. De maanden worden echter genoemd met de Hebreeuwse naam, een datering die voor Gods volk geldt. Hier zien we dat achter deze demonische handeling God alles bestuurt. Haman zal de uitkomst als een gunstig voorteken hebben gezien, want daardoor krijgt hij de nodige tijd om zijn verdorven voornemen uit te voeren. Hij heeft er echter geen besef van dat dit uitstel zowel zijn ondergang wordt als de bevrijding van de Joden tot gevolg zal hebben. Hij werpt wel het lot, maar de HEERE bestuurt het (Sp 16:33).

Het lot maakt in Israël de wil van God aan het volk bekend. We zien dat bijvoorbeeld in de geschiedenis van Achan (Jz 7:16-18) en bij de verdeling van het land (Jozua 15-19). In de Bijbel wordt voor het laatst het lot geworpen als er een opvolger voor Judas, de verrader van de Heer Jezus, moet worden gekozen (Hd 1:26). Wij hebben het lot niet nodig, want we hebben het complete Woord van God. Nu wordt Gods wil ons in Zijn Woord gegeven, die ons duidelijk wordt door de Heilige Geest.

Copyright information for DutKingComments