Esther 8:15

De heerlijkheid van Mordechai

In deze verzen worden het contrast tussen Haman en Mordechai en de gevolgen van de wisseling van de macht voor de Joden verder uitgewerkt. De heerlijkheid van Mordechai blijkt uit zijn kleding. De man die kort tevoren in een zak gekleed was (Es 4:1), loopt nu in koninklijke kleren. De as op zijn hoofd is vervangen door “een grote gouden kroon”. Zo gaat hij bij de koning weg om in de openbaarheid te verschijnen. Dat was nog niet gebeurd. Zoals Mordechai uit de tegenwoordigheid van de koning komt, zo zal de Heer Jezus verschijnen als Hij terugkeert uit de hemel, vanuit de tegenwoordigheid van God, waar Hij al met heerlijkheid en eer gekroond is door God (Hb 2:9).

Het blauwpurper herinnert aan de heerlijkheid van de hemel waaruit de Heer Jezus neerdaalt. Het wit spreekt van Zijn smetteloze reinheid. Het fijn linnen toont Zijn volmaakte gerechtigheid die in al Zijn daden zichtbaar is geweest op aarde en zichtbaar zal zijn als Hij terugkomt op aarde om te regeren. Het roodpurper herinnert aan het bloed, aan Zijn lijden, en wijst op de grondslag van Zijn regering. Die grondslag is de verzoening die Hij tot stand heeft gebracht en die voor God de basis is om de regering over de schepping in handen van Zijn Zoon te geven. Hij heeft het verdiend, Hij is die plaats en die eer waard!

De stof waarvan de kleren zijn vervaardigd, herinnert aan de uitbundige en oogstrelende versiering van de feestgelegenheid van de koning in het begin van dit boek (Es 1:6). Opmerkelijk is dat we eerst een beschrijving hebben van de kleding van Mordechai, dan van zijn kroon en dan nog een aanvullende beschrijving van zijn kleding. De vermelding van zijn kroon staat daardoor tussen twee beschrijvingen van zijn kleding in. Daardoor zien we dat zijn kroon als het ware is omgeven door de adembenemende heerlijkheid van de feestgelegenheid. Mordechai bevindt zich als gekroonde onderkoning in het centrum van heerlijkheid.

De combinatie van deze verschillende kleuren van de kledingstukken zien we ook in de stoffen van de tabernakel en de kleding van de hogepriester (Ex 26:1-6; Ex 28:6). Hierdoor kunnen we Mordechai ook zien als iemand die ten behoeve van het volk bij de koning als middelaar optreedt. Hij behartigt de zaken van zijn volk bij de hoogste macht. Dit doet wel sterk denken aan de Heer Jezus als Hogepriester Die voor ons bij God tussenbeide treedt (Hb 4:14-16; Hb 7:25).

De stad Susan is enige tijd geleden door de wet van Haman in verwarring geraakt (Es 3:15). De wet en de verhoging van Mordechai veroorzaken nu in de stad gejuich en blijdschap. Mordechai is verhoogd en “een stad springt op van vreugde over de welstand van de rechtvaardigen” (Sp 11:10a). Haman is aan de galg gehangen (Es 7:10) en “als de goddelozen vergaan, is er gejuich” (Sp 11:10b).

In de omkering van de omstandigheden delen ook de Joden in het hele rijk van Ahasveros. Dit is allemaal het gevolg van de verhoging van Mordechai. Zijn verhoging is de verhoging van zijn volk. Hij, de hoogste van zijn volk, vereenzelvigt het volk met zich. Destijds hebben de Joden gerouwd, gevast, geweend en geklaagd (Es 4:3). Voor die vier uitingen van ellende komen vier uitingen van geluk in de plaats: “Licht en blijdschap, vreugde en eer” (Es 8:16).

Het licht staat voorop. De duisternis is geweken voor het licht van de dag dat door de opgaande zon in haar kracht wordt gebracht. Hier kunnen we Mordechai zien als een beeld van de Heer Jezus, Die “de Zon der gerechtigheid” is (Ml 4:2). Dat “het zal geschieden ten tijde van de avond dat het licht blijft” (Zc 14:7), is door Hem.

Blijdschap en vreugde zijn er bij de Joden overal waar het woord van de koning en zijn wet zijn aangekomen (Es 8:17). Dat veroorzaakt dat het vasten plaatsmaakt voor “maaltijden en vrolijke dagen” (vgl. Js 61:3a). Voor de verlosten is er eeuwige vreugde. De daadwerkelijke verlossing moet nog komen, maar Mordechai in zijn heerlijkheid is de garantie dat de verlossing komt. Ook wat de koning heeft geschreven, geeft die garantie.

Voor ons betekent het dat we geloven in het geschreven Woord waarin we lezen dat Christus “een eeuwige verlossing verworven” heeft (Hb 9:12). Als we rusten in wat God heeft gezegd, hebben we “vrede met God” (Rm 5:1) en zal “de vrede van God”, dat is de vrede die God kenmerkt, onze harten en gedachten “bewaren in Christus Jezus” (Fp 4:7).

Als de Joden niet bedreigd en benauwd waren geworden, zouden ze geen reden hebben gehad voor die buitengewone vreugde. Gods kinderen moeten soms met tranen zaaien, opdat zij met des te meer gejuich zullen maaien (Ps 126:5). Het plotselinge en verrassende in die voor hen zo gunstige verandering van zaken heeft veel bijgedragen tot hun vreugde. Het leek alsof ze droomden, maar als tot hen doordringt wat er is gebeurd, zeggen ze: “Toen werd onze mond vervuld met lachen en onze tong met gejuich” (Ps 126:1b-2).

Veel mensen die dit zien, worden Joden. Haman wilde het volk uitroeien, het omgekeerde gebeurt. In plaats van verdelging is er toename. Velen uit de volken worden Jood (vgl. Zc 8:23). Dat gebeurt uit angst die voor de Joden op hen is gevallen (vgl. Dt 28:10; Jz 2:9; Ps 105:38). Deze angst is het werk van de in dit boek verborgen God Die achter de schermen ten gunste van Zijn volk aan het werk is.

Copyright information for DutKingComments