Exodus 15:25

Mara

Het lied is gezongen. De reis begint. Drie dagen de woestijn in en dan een feest voor de HEERE, dat is Gods bedoeling (Ex 7:16; Ex 8:27-28). Maar zo gaat het niet. Het wordt geen feest, het wordt een beproeving. Dat is ook precies waarom God Zijn volk door de woestijn laat gaan: ze leren daar zichzelf kennen, wat er in hun hart is, en ze leren daar God kennen (Dt 8:2). Ook vandaag leert de gelovige na zijn bekering pas goed zichzelf kennen door de situaties van het leven van elke dag.

We kunnen ons misschien afvragen hoe het mogelijk is dat Israël zo snel na die grote verlossing tot mopperen komt. Als dat zo is, kennen we onszelf waarschijnlijk slecht. Is het ons nooit overkomen dat we op een bepaald moment erg onder de indruk zijn van Gods goedheid, terwijl we een volgend moment menen dat God ons in de steek heeft gelaten?

De eerste ervaring die het volk in de woestijn opdoet, is dat er geen water is. Als ze dan op een plaats komen waar wel water is, blijkt dat water bitter te zijn. Mara betekent ‘bitterheid’ (vgl. Ru 1:20). Het water is niet te drinken. De woestijn is het land van de dood. De les die moet worden geleerd, is dat de wereld niets heeft wat de gelovige kan verkwikken. De bronnen van de wereld zijn bitter. Ze stellen altijd teleur nadat we erover verheugd zijn geweest. God wil ons Zijn kracht niet alleen in de verlossing doen kennen, maar in alle omstandigheden van het leven.

Deze tegenslag brengt aan het licht wat er in het hart van het volk is. Het begint te mopperen. Mopperen is een groot kwaad. In 1 Korinthiërs 10 somt Paulus vijf ernstige afwijkingen van Israël op tijdens de reis door de woestijn als een vermaning voor de Korinthiërs en voor ons. Als laatste afwijking noemt Paulus: “Moppert ook niet, zoals sommigen van hen mopperden en door de verderver omkwamen” (1Ko 10:10).

In het boek Numeri zal God dit kwaad van mopperen straffen. Dat is omdat het volk dan staat op de grondslag van de wet. Hier straft God niet, maar handelt Hij in genade. Hij neemt de beproeving niet weg, maar wil, in beeld, Christus invoeren in de beproeving. Dat zien we in Zijn aanwijzing om een stuk hout te nemen. In dit hout mogen we zien:

1. Christus Zelf (vgl. Lk 23:31);

2. het werk van Christus op het kruishout (Gl 3:13; 1Pt 2:24a).

De Persoon van Christus en Zijn volbrachte werk op het kruis van Golgotha is de remedie tegen elke kwaal, tegen elke plaag. Jezus Christus en Die gekruisigd is onder andere het geneesmiddel voor de slechte situatie waarin de Korinthiërs verkeren en ook voor de dwaling waaraan de Galaten zich hebben overgegeven. In beide brieven worden de gelovigen opgeroepen zich weer tot Hem te wenden; met Hem moeten zij opnieuw in een levende verbinding worden gebracht.

Waar Christus wordt ingebracht in de beproeving, wordt de beproeving een zegen. Het water wordt zoet. Aan deze gebeurtenis verbindt God een inzetting: Hij verplicht Zich het volk te helpen. Hij geeft het volk het recht Hem daaraan te herinneren. Hij heeft het volk beproefd en laten zien hoe Zijn hart in goedheid naar hen uitgaat in die beproeving.

Maar Gods zegen kan nooit komen zonder gehoorzaamheid van de kant van het volk. God verwacht van hen dat zij naar Zijn stem zullen luisteren en Zijn geboden zullen houden. Op die manier zullen ze gevrijwaard blijven van al de ziekten die Hij over Egypte heeft gebracht. De HEERE verbindt Zijn naam als Heelmeester aan hun gehoorzaamheid.

Copyright information for DutKingComments