Exodus 19:18

De HEERE daalt neer op de berg

De HEERE kondigt Mozes aan dat Hij tot hem zal komen op een wijze waarbij het volk aanwezig kan zijn. Maar om erbij aanwezig te kunnen zijn moet het volk aan strikte voorwaarden voldoen. Ze moeten heilig zijn, er mag niets zijn wat niet past bij de heiligheid van God. Op de derde dag zullen ze de HEERE zien neerdalen op de berg.

Rondom de berg moet een eerbiedige afstand in acht worden genomen. Iedereen, mens of dier, die de berg aanraakt terwijl God erop verschijnt, moet worden gedood. De absolute heiligheid van God laat niet toe dat een levend wezen, die een zondaar is of aan de zonde verbonden is, ook maar bij Hem in de buurt komt. Pas als er een door Hem bepaald signaal gegeven wordt, wordt de berg vrijgegeven.

Het volk handelt in overeenstemming met Gods voorschriften. Mozes heiligt het volk en zij maken hun kleding geschikt voor de verschijning van God. Drie dagen moeten ze zo leven, in het uitzien naar die verschijning. Ook de seksuele omgang tussen man en vrouw moet die tijd achterwege blijven. Alles moet geconcentreerd zijn op de verschijning van de HEERE.

Hierin zit wel een les voor ons. Heiligen wij ons leven met het oog op onze ontmoeting met Hem als Hij komt (1Jh 3:2-3)? Zijn komst is niet het enige. Als wij God als Vader mogen aanroepen, is de opdracht om heilig te zijn, zoals Hij heilig is (1Pt 1:15-17). Is het ons verlangen heilig te leven juist vanwege onze dagelijkse omgang met Hem? Kunnen wij ook de op zichzelf geoorloofde dingen voor een bepaalde tijd achterwege laten om ons voor die bepaalde tijd volledig te concentreren op Hem en het zoeken van Zijn wil (vgl. 1Ko 7:5)?

Er is wel een groot verschil in het motief van handelen tussen een lid van Gods volk toen en een lid van Gods volk nu. Israël handelt uit angst voor vergelding. Wij mogen handelen uit liefde voor de Vader.

Als de HEERE verschijnt, gebeurt dat onder begeleiding van verschijnselen die angst inboezemen en beving veroorzaken. Tot deze openbaring van God wordt het volk door Mozes meegevoerd. In Hebreeën 12 stelt de schrijver van de brief aan de Hebreeën dit naderen tot God vol vrees en beven, het naderen op de grondslag van de wet, tegenover het naderen tot God dat door het werk van de Heer Jezus het deel van de gelovige nu is, het naderen op de grondslag van de genade. Het contrast is enorm: “Want u bent niet genaderd tot [de] tastbare en [het] brandende vuur, tot donkerheid, duisternis, onweer, bazuingeschal en een geluid van woorden waarvan zij die ze gehoord hadden, smeekten dat [het] woord niet tot hen zou worden gericht (want zij konden niet verdragen wat geboden werd: ’Zelfs als een dier de berg aanraakt, zal het worden gestenigd’; en zo vreselijk was het gezicht, dat Mozes zei: ’Ik ben vol vrees en ik beef zeer’), maar u bent genaderd tot [de] berg Sion; en tot [de] stad van [de] levende God, [het] hemelse Jeruzalem; en tot tienduizenden van engelen, [de] algemene vergadering; en tot [de] gemeente van [de] eerstgeborenen, die in [de] hemelen staan opgeschreven, en tot God, [de] Rechter van allen; en tot [de] geesten van [de] tot volmaaktheid gekomen rechtvaardigen; en tot Jezus, [de] middelaar van een nieuw verbond; en tot [het] bloed van [de] besprenkeling, dat beter spreekt dan Abel” (Hb 12:18-24).

Copyright information for DutKingComments