Ezekiel 11:6-7

De leiders bestraft

Na de opdracht om te profeteren valt de Geest van de HEERE op Ezechiël (Ez 11:5). Profeteren wat God zegt, kan alleen door de Geest. Ezechiël krijgt ook van de HEERE te horen wat hij moet profeteren. Profeten mogen alleen het Woord van God doorgeven. Hier zien we de nauwe samenhang tussen de Geest en het Woord. Profetie maakt de overlegging van de harten van de hoorders openbaar (1Ko 14:25). De HEERE weet wat er in de geest van deze mensen opkomt. Voor Hem zijn alle dingen naakt en geopend (Hb 4:13; Jr 17:10a; Ps 139:1-4).

De HEERE neemt het beeld over dat zij gebruiken en zegt dat de stad inderdaad de pot is en dat zij het vlees zijn, maar Hij geeft er wel een andere betekenis aan (Ez 11:6-7). Zeker, Jeruzalem is de pot, maar dan wel een pot die vol is met het vlees van gesneuvelden. Die gesneuvelden zijn daar door hen zelf neergelegd, want ze liggen daar als gevolg van hun dwaze raad. De leiders zullen in ‘de pot’ niet de vermeende bescherming vinden, maar eruit worden weggevoerd. Daar zal de HEERE Zelf voor zorgen.

De HEERE zal dat doen door het zwaard, waarvoor de leiders zo bang zijn, over hen te brengen (Ez 11:8). Hier zien we dat deze leiders, ondanks hun grootspraak, zelf ook bang zijn. Dat Hij zal doen wat Hij zegt, wordt onderstreept door de woorden “spreekt de Heere HEERE”. Hun angst is terecht. De HEERE zal hen in de hand van “vreemden”, de Babyloniërs, geven en hen uit Jeruzalem doen vertrekken (Ez 11:9; Ez 7:21). Door deze ‘vreemden’ zal Hij Zijn strafgerichten over deze leiders voltrekken (2Kn 25:1-7; Jr 39:1-9; Jr 52:9-10; 24-27). Waar ze zich veilig wanen, zullen ze door de HEERE berecht worden en hun verdiende straf krijgen (Ez 11:10). Daardoor zullen ze weten dat Hij de HEERE is (Ez 6:7).

Jeruzalem zal voor hen geen pot zijn die hen beschermt tegen het oordeel (Ez 11:11). Zij zijn ook niet het vlees dat behouden zal worden. De straf wordt wel door de Babyloniërs voltrokken, maar het is omdat de HEERE hen gebruikt. Zo zullen ze weten dat Hij de HEERE is (Ez 11:12). Hij maakt Zich bekend in het oordeel dat Hij moet voltrekken omdat de leiders niet in Zijn verordeningen hebben gewandeld. Ze hebben integendeel gedaan naar de bepalingen van de heidenvolken rondom hen. Daarmee hebben ze Hem tot het uiterste getergd. Hij is een na-ijverig of jaloers God Die niet met Zich laat spotten.

God bevestigt op indrukwekkende wijze Zijn woord door de plotselinge dood van een van de leiders, Pelatja, de zoon van Benaja (Ez 11:13; Ez 11:1). Hierdoor laat Hij ook op aanschouwelijke wijze het lot zien dat allen zal treffen. Dit is een werkelijkheid in het visioen. De mannen in Jeruzalem hebben de woorden van God die Ezechiël heeft geprofeteerd, niet gehoord. Door dit plotselinge oordeel worden de woorden van God bevestigd. Als Ezechiël later zijn boodschap aan de ballingen brengt, kan hij naar deze gebeurtenis verwijzen.

Gods oordeel over Pelatja en zijn eigen aankondiging van het oordeel maken bij de profeet weer een heftige reactie los (vgl. Ez 9:7-8). Weer treedt hij heftig geëmotioneerd als voorbidder voor zijn volk op. Als het overblijfsel van Juda en Jeruzalem wordt vernietigd, betekent dat het absolute einde van Israël. Dat kan toch niet zo zijn? Misschien ligt in deze klacht ook een zinspeling op de naam Pelatja, die betekent ‘Jahweh doet ontkomen’.

Copyright information for DutKingComments