Ezekiel 28:1-10

Inleiding

Het gedeelte Ezechiël 26-27 spreekt over de stad Tyrus. In Ezechiël 28 gaat het over de vorst van Tyrus. Voor het oog heeft Tyrus een vorst die de stad leidt, maar achter die man is een geestelijke, demonische macht die hem inspireert. Er is een nauwe band tussen de vorst en die geestelijke macht. De vorst is de zichtbare vertegenwoordiger van deze demonische macht die als godheid wordt vereerd.

De combinatie van een menselijke vorst met achter hem een demonische macht die hem bestuurt, zien we ook bij de koning van Babel. De demonische macht achter de koning van Babel is de satan zelf (Js 14:12-15). Een ander voorbeeld, dat nog toekomst is, is het beest, de dictator van Europa in het boek Openbaring, die door de satan wordt bestuurd (Op 13:1-9). Achter een aardse vorst die met God geen rekening houdt, rijst een demonische macht op.

De hoogmoed van de vorst van Tyrus

Het woord van de HEERE komt tot Ezechiël (Ez 28:1). Hij moet het woord van de HEERE tot de vorst van Tyrus spreken (Ez 28:2). God doorgrondt het hart van die man en ziet dat daarin de ergste hoogmoed van Tyrus zit. Hij is de verpersoonlijking van de stad. Zijn hoogmoed is dat hij van zichzelf zegt dat hij God is en dat hij als God de wereldhandel bestuurt. Hij waant zich in zijn eilandstad als in een godenwoning op een godenberg, onaantastbaar voor mensen en volkomen veilig.

God herinnert hem eraan dat hij niet meer dan een mens is en geen God. Ondanks dat, is hij zo hoogmoedig, dat hij zijn hart uitgeeft voor het hart van God. Hij neemt in hoogmoed de plaats van God in en meent autonoom te kunnen handelen, zonder van iemand afhankelijk te zijn. Hij is volkomen zelfgenoegzaam. Zelfgenoegzaamheid is de typische zonde van de groten van de aarde die in de mens van de zonde, de antichrist, zijn opperste weergave zal krijgen (2Th 2:3-8).

Het is opmerkelijk dat God van de vorst van Tyrus zegt dat hij een bijzonder wijze man is, zelfs wijzer dan Daniël (Ez 28:3; Dn 1:20; Dn 5:11; 12; 14). De vorst van Tyrus matigt zich niet aan wijs te zijn, hij is het. God heeft hem met die bijzondere wijsheid begiftigd. Alleen heeft hij die wijsheid niet op de manier van Daniël gebruikt. Hij heeft zijn buitengewone capaciteiten tot zijn eigen eer en roem gebruikt, zonder enige gedachte aan nederigheid in het besef dat God hem die wijsheid gegeven heeft.

De vorst van Tyrus heeft de hem verleende wijsheid ingezet om egoïstische doelen na te streven (Ez 28:4). Hij heeft zijn wijsheid en inzicht gebruikt om zijn rijkdom te vergroten, om vermogen te verwerven en zijn schatkamers met goud en zilver te vullen. Door slim te handelen is zijn vermogen vermeerderd (Ez 28:5). Maar met het vermeerderen van zijn vermogen is ook zijn hoogmoed toegenomen. Zijn rijkdom heeft hem door en door verdorven. In zijn handel is hij niet alleen slim, maar ook oneerlijk geweest (Ez 28:18). Wie los van God handelt, denkt alleen aan zichzelf en zal altijd met leugen en bedrog werken.

Het oordeel over de vorst van Tyrus

Omdat de vorst van Tyrus zo hoogmoedig is geworden dat hij zegt dat hij God is, zal het oordeel van de Heere HEERE hem treffen (Ez 28:2; 6-7; vgl. Hd 12:21-23). God zal de Babyloniërs over hem brengen die hem gewelddadig zullen behandelen. Dan zal zijn wijsheid geen uitweg weten en zijn luister zal ontheiligd worden. Er zal niets overblijven van zijn aangematigde goddelijke status.

De vernedering zal tot de diepte van het graf en de dood van het dodenrijk zijn (Ez 28:8). De plaats waar hij zich als God heeft gevoeld en gedragen – het hart van de zeeën (Ez 28:2) –, is de plaats waar hij de dood zal sterven. Dan is het over en uit met zijn voor God spelen. De HEERE houdt hem de vraag voor of hij, als hij oog in oog staat met zijn moordenaar, zal volhouden te beweren dat hij God is (Ez 28:9). Wat voor een waardeloze god zal hij blijken te zijn als hij in de macht is van hem die hem heeft verslagen. Hij zal een verachtelijke dood sterven omdat de Heere HEERE het gesproken heeft (Ez 28:10). Daar zal niemand iets aan kunnen veranderen.

Het willen zijn als God heeft de zondeval veroorzaakt (Gn 3:5-6). De begeerte om als God te zijn is sinds dat moment in de mens aanwezig. Wie zonder God leeft, zoekt voortdurend naar mogelijkheden om aan die begeerte te voldoen. Het hele wereldsysteem, dat in de macht van de satan is, rust op de aanmatiging aan God gelijk te kunnen zijn. De mens waant zich God en meent alles in de hand te hebben en alles te kunnen besturen; en hij zoekt naar wegen en middelen om dat steeds beter te kunnen. De tragiek van de mens is dat hij voortdurend meent uiteindelijk alles onder controle te kunnen krijgen. God zal die hoogmoed oordelen door de hoogmoedige te vernederen en te straffen met de dood, de hel. De hel zal vol zijn met mensen die zich allemaal op de een of andere manier God hebben gewaand.

Copyright information for DutKingComments