Ezekiel 32:4

Klaaglied over de farao

Het woord van de HEERE komt tot Ezechiël (Ez 32:1). Het is weer een woord met een kalenderaanduiding: jaar, maand en dag worden genoemd. Ezechiël krijgt de opdracht een klaaglied over de farao aan te heffen (Ez 32:2; vgl. Ez 2:10; Ez 19:1; Ez 26:17; Ez 28:12). Het oordeel over Gods vijanden, hoe verdiend dat oordeel ook is, doet een ware profeet diep verdriet.

Ezechiël moet tegen de farao zeggen dat hij op een jonge leeuw en een zeemonster lijkt. De beeldspraak van de leeuw (Ez 19:2; 3; 5; 6; vgl. Sp 19:12; Sp 20:2) wordt niet verder uitgewerkt, die van een zeemonster (Ez 29:3) wel. Zijn woeste optreden in de zeeën en rivieren ziet op de beroering die de farao onder de volken heeft gebracht. Hij is een wrede heerser en een onbetrouwbare bondgenoot.

De Heere HEERE zal hem oordelen (Ez 32:3). Hij zal dat doen door hem in Zijn net te vangen. Dat net bestaat uit een menigte van volken, te weten Babel en de landen die met hem zijn. Zij zijn de werktuigen in Gods hand om de farao te overweldigen en hem gevangen te nemen.

Als de farao eenmaal zijn macht kwijt is en van alles wat waardevol is, is beroofd, zal hij berooid achtergelaten worden (Ez 32:4). Hij is dan een prooi voor de aasgieren en de aaseters die van hem zullen nemen wat er nog aan eetbaars is overgebleven. De lijken die op de bergen en dalen liggen, zullen beroofd worden van wat ze nog bezitten (Ez 32:5). De slachting zal zo groot zijn, dat het hele land, tot de bergen en rivierbeddingen aan toe, met bloed wordt gevuld (Ez 32:6).

De farao die zich als een zonnegod heeft gedragen, zal worden uitgeblust, zodat er niets meer van zijn glans te zien is (Ez 32:7). Hij, die zichzelf als het stralende middelpunt van de hemel heeft gezien, zal in zwart worden gehuld (Ez 32:8). Wolken van Gods toorn zullen hem bedekken. Hij zal geen enkel (dwaal)licht meer ontvangen en doorgeven. Ook andere vorsten, die zich met hem hebben verbonden en zichzelf als lichten hebben gezien, zullen ter wille van hem in zwart gehuld worden. De HEERE zal over het hele land een dikke deken van duisternis leggen (vgl. Op 8:12; Js 13:10; Am 8:9; Jl 2:31; Jl 3:15; Mt 24:29).

Wanneer de volken de ondergang van het machtige Egyptische rijk zien, zal de HEERE in het hart van die volken toorn verwekken (Ez 32:9). Ze zullen zich vol teleurstelling van Egypte afwenden, ontzet en kwaad over zijn val. Nu Egypte het laat afweten, is hun hoop op succesvol verzet tegen de koning van Babel vervlogen. In plaats van hoop is er nu wanhoop (Ez 32:10). Het zwaard dat Egypte heeft verslagen, zwaait nu dreigend voor hun ogen. Het zwaard in de hand van Nebukadrezar wordt bestuurd door de veel machtigere hand van God. Als Egypte is gevallen, zal dat beving veroorzaken en angst voor hun eigen leven.

Dat Egypte zal vallen door het zwaard van de koning van Babel, staat vast (Ez 32:11). De soldaten van de koning van Babel zijn allemaal helden die zonder medelijden op een onder de volken ongekend gewelddadige manier in Egypte zullen huishouden (Ez 32:12). De trots van Egypte zal worden verwoest en alle inwoners zullen worden weggevaagd. Alle leven zal worden uitgeroeid. Het water zal rimpelloos blijven, omdat er niemand, mens noch dier, meer is om het in beroering te brengen (Ez 32:13).

Het water zal helder en doorzichtig zijn, zonder rimpeling als dat van een oliebeek (Ez 32:14). Egypte is vruchtbaar door de aanvoer van het slib dat een troebele Nijl aanvoert. Maar er is geen slib meer, waardoor er onvruchtbaarheid en verdorring zal zijn in plaats van vruchtbaarheid. Het resultaat van de oordelen van de HEERE zal zijn dat zij zullen weten dat Hij de HEERE is (Ez 32:15).

Het klaaglied dat zojuist door Ezechiël is gezongen, zal worden gezongen door de klaagvrouwen van de heidenvolken (Ez 32:16). Zij zullen zingen over Egypte en heel zijn menigte wanneer Egypte er woest bij ligt en de menigte uit het land is verdwenen. Dat zal zijn nadat de Babyloniërs als het wrekend zwaard van de HEERE Zijn oordeel over de farao en zijn volk hebben uitgevoerd.

Copyright information for DutKingComments