Ezekiel 44:2-3

Inleiding

Het lege tempelcomplex van Ezechiël 40-42 komt tot leven, dat wil zeggen dat er nu personen naar voren komen die er dienst gaan doen. Als de HEERE is teruggekeerd naar de tempel (Ezechiël 43:1-12), kan Zijn volk daar tot Hem naderen. De wetten die in Ezechiël 44 onze aandacht vragen, onderstrepen dat de tempel die beschreven is in Ezechiël 40-42 geen levenloos monument is. Die tempel is het centrum van aanbidding en priesterdienst. Na al de aandacht te hebben gericht op het altaar als het centrum van aanbidding (Ezechiël 43:13-27), spreekt Ezechiël nu over de aanbidders (Ezechiël 44:1-45:8) en de voorschriften met betrekking tot aanbidding (Ezechiël 45:9-46:24).

Na een korte bespreking van de relatie van de vorst met het heiligdom (Ez 44:1-3), spreekt Ezechiël in dit hoofdstuk verder over de kenmerken van de tempeldienaren (Ez 44:4-14), de voorschriften voor de priesters (Ez 44:15-27) en de voorzieningen voor de priesters (Ez 44:28-31). In de eerste verzen van het volgende hoofdstuk spreekt hij nog over de toewijzing van land aan de priesters (Ez 45:1-8).

De gesloten oostpoort

Ezechiël, die in de binnenste voorhof is, wordt door de Man naar de buitenste oostpoort gebracht (Ez 44:1). Die poort blijkt gesloten te zijn. De HEERE laat Ezechiël weten dat die poort gesloten is omdat “de HEERE, de God van Israël” door die poort is binnengekomen. De poort moet daarom gesloten blijven (Ez 44:2; Ez 43:1-4). De weg die Hij gaat, kan door niemand anders gegaan worden. Er blijft die heilige afstand tussen Hem en Zijn volk.

Die gesloten poort betekent ook dat God Zijn heiligdom nooit meer zal verlaten (vgl. Ez 43:7; 9). Het zien van die gesloten poort mag zo een hele geruststelling voor Zijn volk zijn. Voor ons persoonlijk leven geldt dat de Heer Jezus heeft gezegd dat Hij bij ons blijft tot de voleinding van de eeuw (Mt 28:20; Hb 13:5b).

Hoewel de oostpoort gesloten is, zal hij toch een functie hebben (Ez 44:3). De vorst zal namelijk in de voorhal van de poort zitten om brood te eten voor het aangezicht van de HEERE. Met dit brood wordt het deel van het dank- of vredeoffer bedoeld dat voor hem is. Hij zal daar in de voorhal zitten, die hij zal bereiken via de noorder- of de zuiderpoort. De oostpoort blijft ook voor hem gesloten, want hij kan niet door die poort naar binnen of naar buiten. Hij zal de buitenste voorhof weer via de noorder- of de zuiderpoort moeten verlaten.

De persoon van de vorst die hier wordt genoemd, is niet de Messias. Van de Messias als ‘Vorst’ is al eerder sprake geweest (Ez 34:24; Ez 37:25). Hij is de Vorst van Israël in het vrederijk. De vorst die we hier in verbinding met de nieuwe tempel ontmoeten, wordt hier voor de eerste keer genoemd. We komen hem hierna nog verschillende keren tegen. Dan zien we dat het zijn taak is om de priesters van offers te voorzien die zij namens hem moeten offeren (Ez 45:17; Ez 46:1-7).

Dat deze vorst niet de Messias is, blijkt uit enkele kenmerken die van hem worden gegeven. Zo moet deze vorst voor zichzelf offers brengen (Ez 45:22; vgl. Hb 5:3; Hb 7:27). Verder blijkt ook dat hij zonen heeft, dus getrouwd is en een gezin heeft (Ez 46:16). Hij heeft ook een aards domein, een stuk land dat voor hem is (Ez 45:7; Ez 46:17-18). Hij woont op aarde, met eigen huizen en eigen weidegronden.

Copyright information for DutKingComments