Ezra 1:5

Wie willen gaan

“De familiehoofden” (Ea 1:5) stellen gelovigen voor die bereid zijn verantwoordelijkheid te dragen. Bij een opwekking is het ook noodzakelijk dat er mensen zijn die de leiding op zich nemen. Zij gaan voor op het pad van het geloof en anderen mogen volgen op de weg die zij banen. In de plaatselijke gemeente zijn zij het die de gelovigen de weg wijzen om waar te maken dat de Heer Jezus in het midden is. Zij geven er onderwijs over en leven het voor. Het is goed hun gezelschap op te zoeken en met hen op te trekken.

Er zijn ook “de priesters en de Levieten”. Dat zijn zij die de dienst aan God op het oog hebben. Zij hebben in Babel geen dienst kunnen doen, want daar is geen tempel. Die heeft in Jeruzalem gestaan en is verwoest en zij zijn weggevoerd. Nu wordt er opdracht gegeven de tempel te herbouwen. Daardoor wordt het weer mogelijk voor hen om hun dienst te verrichten.

Bij elke opwekking is het noodzakelijk dat deze beide elementen aanwezig zijn. Priesterdienst verrichten is vandaag het voorrecht van ieder kind van God en is niet beperkt, zoals in Israël, tot een speciale klasse. Voor Levietendienst geldt hetzelfde. Iedere gelovige heeft een taak, een functie, in de gemeente.

Iedere gelovige is priester. Daarin is geen onderscheid. Iedere gelovige is ook Leviet. Daarin is wel onderscheid, want iedere gelovige heeft een andere taak. Daarin staat niet de een boven de ander, maar is ieder een aanvulling op de ander.

Dat de familiehoofden en de priesters en de Levieten naar Jeruzalem optrekken om het huis van de HEERE te bouwen, is geen eigenmachtige actie. Zoals de HEERE de geest van Kores heeft opgewekt om op te roepen tot een terugkeer naar Jeruzalem voor de herbouw van de tempel (Ea 1:1), zo is ook het optrekken van de genoemde drie groepen het gevolg van Zijn werk. Een opwekking is het werk van God, niet het gevolg van beraadslagingen en afspraken van mensen.

Hoewel er ook personen uit andere stammen bij zijn geweest, gaat het toch hoofdzakelijk om mensen uit de twee stammen Juda en Benjamin. Aan hen wordt Christus bij Zijn eerste komst op aarde voorgesteld, met als resultaat dat Hij door hen wordt verworpen. Dat het hoofdzakelijk om de twee stammen gaat, toont ook aan dat het hier geen nationaal herstel betreft. Het herstel van de tien stammen gebeurt pas als Christus voor de tweede keer verschijnt (Ez 20:33-44; Jr 31:6-14).

Er is geen geest van veroordeling of vijandschap of jaloezie tussen hen die gaan en hen die blijven (Ea 1:6). Zij die achterblijven, geven hun die vertrekken van alles mee. Hoewel de omstandigheden heel anders zijn, herinnert wat hier gebeurt aan de uittocht van het volk uit het Egyptische slavenhuis. Dan geven de Egyptenaren het vertrekkende volk ook allerlei voorwerpen mee (Ex 12:35-36).

Copyright information for DutKingComments