Ezra 4:17-24

Antwoord van de koning

Het antwoord komt (Ea 4:17). Na de gebruikelijke inleiding laat de koning weten dat de brief aan hem is voorgelezen (Ea 4:18). Vervolgens vermeldt de koning dat hij een bevel heeft uitgevaardigd om de zaak te onderzoeken (Ea 4:19). Uit de bevindingen van dat onderzoek (Ea 4:20) en het bevel dat hij geeft (Ea 4:21), blijkt dat hij zich door het bedrog en de leugens van de schrijvers van de brief heeft laten misleiden.

Hij heeft geen nauwkeurig onderzoek ingesteld naar hun verklaringen over de Joden en wat zij nu doen. Hij heeft de beschuldigingen als bewezen aangenomen. Daardoor is hij bereid om hun een bevel te sturen om het werk te laten stoppen. Hij spoort de vijanden aan zijn bevel snel uit te voeren. Hij motiveert het bevel met de woorden die de vijanden hebben gebruikt om hem tot handelen aan te zetten (Ea 4:22; Ea 4:13). Koningen zijn uiterst gevoelig voor verlies van inkomsten. Van dit gevoelige punt hebben de vijanden sluw en met succes gebruikgemaakt.

Het werk stilgelegd

De vijanden gaan onmiddellijk met het antwoord van de koning aan de slag (Ea 4:23). Ze gaan snel naar Jeruzalem, naar de Joden en dwingen hen op hardhandige wijze met de bouw van de tempel op te houden. De Joden laten zich ertoe dwingen, hoewel het verlangen van de HEERE toch boven het bevel van deze koning moet gaan. De list slaagt omdat de eerste werkingen van Gods Geest door het zoeken van eigen belang (Hg 1:2-4; 9) niet meer aanwezig zijn. Ook zijn ze de opdracht van Kores, die naar de wil van God is, vergeten. De liefde is verkoeld, de eerste liefde is verlaten.

Zo komt de bouw stil te liggen voor een periode die rond de vijftien jaar zal duren. In de tijd dat de bouw stilligt, moet het volk zich wel ergens anders mee hebben beziggehouden. Waarmee anders zal dat zijn dan met eigen belangen (Hg 1:4; Fp 2:21)? De arbeid wordt gestaakt door gebrek aan geloof en vertrouwen op God, in plaats van dat de tegenstand hen tot gebed brengt.

Dat het volk het werk uiteindelijk neerlegt, is dan ook niet als gevolg van het bevel van de koning, maar het gevolg van gebrek aan geloof. Misschien hebben ze de schuld gegeven aan de omstandigheden. Als hun geloof op God gericht zou zijn geweest, zou Hij met hen zijn geweest. Geestelijke voorspoed, de kracht van het geloof, zet de (christelijke) wereld aan tot vijandschap. Bij het zoeken van eigen belangen maakt de (christelijke) wereld zich niet druk om ons. Het licht, waardoor die belangen worden ontdekt, schijnt dan niet.

Uit Haggaï wordt duidelijk dat niet alleen de tegenstand van de vijand hen het werk doet neerleggen. In Haggaï zijn de vijanden niet actief, maar gaat God tot hen spreken. Hun vrees voor de tegenstanders is groter dan hun geloof in God. Omdat ze de moed verliezen en aan zichzelf denken, gaan ze hun eigen belangen zoeken en beginnen ze met de bouw en het verfraaien van hun eigen huizen.

God komt, in overeenstemming met de tijden van de volken, niet in kracht voor Zijn volk op, maar Hij gaat Zijn werk doen in het hart en het geweten van het volk (Zc 4:6). Zo hebben ook wij geen machtspositie of machtsmiddelen. Onze macht is: het geloof.

Copyright information for DutKingComments