Galatians 4:15

Het gevaar van terugvallen

Gl 4:8. Paulus heeft in het gedeelte van Galaten 3:1-4:7 duidelijk gemaakt dat niet de wet, maar alleen geloof in de Heer Jezus de weg tot redding en alle zegen is. Hierop sluit hij nu aan met de ernstige waarschuwing om je niet onder de wet te plaatsen of te laten plaatsen. Hij herinnert de Galaten aan de tijd van voor hun bekering. Toen kenden zij de ware God niet en waren ze gevangenen van de afgoden die ze als slaven dienden.

In 1 Korinthiërs 12 geeft hij ook zo’n terugblik op het verleden (1Ko 12:2). Het is soms goed om even terug te kijken en te zien waar je vandaan bent gekomen. Het is niet dat je je weer helemaal in het verleden stort; daarvoor waarschuwt Paulus in Efeziërs 4 (Ef 4:17-19). Het gaat erom dat je, als je in je geloofsleven dreigt af te wijken, terugdenkt aan het eenvoudige evangelie dat jou verkondigd is en dat je ook hebt aangenomen.

Gl 4:9. Omdat de Galaten gevaar lopen weer in de afgoderij terug te vallen, kijkt Paulus zowel terug naar “destijds” als naar het heden, “nu”. Wat van nature geen goden zijn – want er is maar één God en één Heer (1Ko 8:4-6) – heeft hun geen nut gebracht. Ze kennen nu de ware God, ze zijn met Hem in verbinding gebracht, zijn zonen van Hem geworden en mogen Hem ‘Abba, Vader’ noemen. Dat is heel wat.

Maar het is nog groter door God gekend te worden. Dat laat zien dat alles van Hem is uitgegaan. Híj heeft hen aangenomen; Híj heeft hen uitverkoren, nog voordat ze geboren waren; Híj heeft hen geroepen toen ze in slavernij van de zonde en de afgoderij waren. Als je je dat realiseert, hoe bestaat het dan dat je je van Hem afwendt en je keert tot dingen die herinneren aan vroeger?

Nu zul je je misschien afvragen hoe een terugkeer naar de wet, die eens door God is gegeven, vergeleken kan worden met een terugkeer naar de afgoden die ze hebben gediend. Bedenk dan eens het volgende. De wet is vroeger inderdaad door God aan Zijn volk gegeven. Door alle voorschriften en inzettingen daarvan na te komen zou Gods volk Hem, de Wetgever, eren. Gods volk heeft echter hopeloos gefaald. Zelfs al zouden ze alle voorschriften en inzettingen zijn nagekomen, dan nog zou hun verhouding tot God slechts die van een slaaf tegenover zijn meester zijn.

Toen kwam de Heer Jezus. Hij heeft alles vervuld wat in de wet staat. Hij neemt als het ware de plaats van de wet in als enige mogelijkheid om tot God te komen, waarbij Hij als Middelaar tussen God en mensen (1Tm 2:5) oneindig veel meer is dan de wet. Daarmee is de wet als middel om in verbinding met God te komen terzijde gezet. Nu kan iemand alleen tot de Vader komen door Hem (Jh 14:6). Wie in zijn verhouding tot de Vader de wet weer een plaats wil geven, grijpt terug naar een middel dat hem opnieuw in slavernij brengt. De wet kan niet in de plaats van Christus worden gesteld, en kan ook niet een plaats hebben naast Christus.

De wet bestaat uit allerlei inzettingen en ceremoniën. Wie zich daaraan weer onderwerpt, geeft eer aan tastbare dingen, uiterlijke inzettingen, die bij de wereld horen. Zolang deze zaken door God geheiligd waren voor het dienen van Hem, was het goed daaraan vast te houden. Maar nu in Christus de werkelijkheid is gekomen en God het bestaansrecht van de wet als tuchtmeester heeft opgeheven, staat het gelijk aan een terugkeer naar de wereld, als deze uiterlijke dingen weer een plaats krijgen in het dienen van God. Het dienen van afgoden is het eer geven aan uiterlijke dingen, dingen uit de schepping.

Het zijn daarnaast ook nog eens “zwakke en arme elementen”. Ze zijn ‘zwak’ omdat de wet met zijn ceremoniën geen enkele kracht bezit om een mens van zijn zonden te bevrijden. Ze zijn ‘arm’ omdat de wet geen enkele mogelijkheid heeft om rijk te maken. Het evangelie bezit zowel de kracht als de rijkdom voor ieder die zich daaraan in geloof overgeeft.

Gl 4:10. Paulus noemt enkele dingen die de Galaten onderhouden waaruit blijkt hoe ze al in het Judaïsme verzeild zijn geraakt. Het houden van allerlei speciale dagen en feesten past de christen niet. Alle christelijke feestdagen en heiligendagen zijn in oorsprong heidense feesten die ‘christelijk’ gemaakt zijn.

De enige bijzondere dag die de christen kent, is de zondag, de eerste dag van de week, de dag van de Heer. Met die dag is het volbrachte en door God aanvaarde werk van Christus verbonden (Jh 20:19; Hd 20:7). Op die dag mag de gemeente samenkomen om alle grote heilsfeiten te gedenken. Bovenal mag op die dag gedacht worden aan Hem Die het grote werk op het kruis heeft volbracht door tot Zijn gedachtenis Zijn dood te verkondigen (1Ko 11:23-26).

Gl 4:11. De zorg die Paulus uitspreekt dat hij misschien tevergeefs aan de Galaten heeft gearbeid, is in de christenheid helaas bewaarheid. Juist aan het houden van bepaalde dagen is te zien hoezeer in de christenheid het kwaad dat Paulus hier aantoont, is binnengedrongen.

Gl 4:12. Na deze indringende waarschuwing om niet terug te keren tot de schaduwendienst van de wet, doet Paulus een haast nog indringender en ook emotioneel beroep op hun liefde voor hem. Hij smeekt hun te worden als hij, namelijk vrij van de wet. Tegelijk waakt hij ervoor de indruk te wekken dat hij zich persoonlijk beledigd of gekwetst zou voelen, alsof ze hem persoonlijk onrecht aangedaan zouden hebben. Dat zij zich afwenden van het ware evangelie, is zeker een pijnlijke zaak voor hem. Hij spreekt hen toe met een hart vol liefde en zorg, een hart dat verontrust is over de weg die zij tot hun eigen schade gaan.

Gl 4:13-14. Hij roept bij hen zijn eerste bezoek in herinnering. Ze hebben hem en de boodschap van het evangelie toen aangenomen, ondanks zijn lichamelijk zwakke voorkomen. Wie hem zag, zou eerder hard zijn weggelopen – zo onooglijk zag hij eruit – dan te luisteren naar de boodschap die hij predikte. Toch hebben de Galaten geluisterd en zijn niet voor de verzoeking gezwicht om voor hem op de loop te gaan. De geweldige boodschap van het evangelie die deze man bracht, deed hun zijn uiterlijk vergeten. Ze hebben hem als een boodschapper uit een andere wereld aangenomen en hem een ontvangst gegeven als ontvingen ze de Heer Jezus Zelf (vgl. Mt 10:40).

Gl 4:15. Wat hebben ze zichzelf gelukkig geprezen! Wat is daarvan over? Wat hebben ze hem ook hun liefde en dankbaarheid bewezen door hun kostbaarste bezit, hun ogen, als dat mogelijk zou zijn, aan hem ter beschikking te stellen. Hun houding is echter veranderd. Dat is het resultaat van hun luisteren naar de valse leraren.

Lees nog eens Galaten 4:8-15.

Verwerking: Wat betekent het voor jou als je eraan denkt dat God jou kent?

Copyright information for DutKingComments