Genesis 20:7

God spreekt tot Abimelech

God komt in genade voor Zijn falende dienaar tussenbeide en verschijnt in een droom aan Abimelech. God zal het altijd voor de Zijnen opnemen tegenover hun vijanden (Zc 2:8) en hen handhaven tegenover de wereld (Nm 23:7-10; 18-23; Nm 24:2-9). In de droom bestraft Hij Abimelech voor zijn handelwijze (1Kr 16:22; Ps 105:15). Dat neemt niet weg dat de hele geschiedenis voor Abraham verootmoedigend is, zoals het vervolg laat zien.

Er is bij Abimelech een zeker respect voor wat God zegt, maar in elk geval geen belijdenis van schuld. Hij rechtvaardigt zichzelf. Zeker, Abraham is veel meer verantwoordelijk dan Abimelech, maar dat spreekt Abimelech niet vrij. Zijn praten over onschuld en reinheid van handen wordt in dit geval door God erkend. Maar hoewel hij tegenover God staat, brengt hem dat niet tot erkenning van andere zonden, die hij overvloedig in zijn leven heeft.

God zegt tegen hem dat Hij hem heeft verhinderd in dit geval te zondigen. Het zou ook een zware zonde zijn geweest, want de vrouw die hij heeft genomen, is getrouwd. Zij behoort een man toe. Haar tot vrouw nemen betekent echtbreuk, maar God voorkomt dit. Er wordt wel eens zonde beraamd en in het hart voorgenomen die nooit ten uitvoer wordt gebracht omdat God mensen ervan weerhoudt die zonde te begaan.

Dat geldt ook voor hen die Hem toebehoren, zoals we zien in de geschiedenis van David, als hij Nabal wil straffen voor de behandeling die hij van deze man heeft gekregen. Om dit te verhinderen gebruikt God Abigaïl, maar Hem komt daarvoor de eer toe: “Toen zei David tegen Abigaïl: Gezegend zij de HEERE, de God van Israël, Die u op deze dag mij tegemoet gezonden heeft! Gezegend is uw raad en gezegend bent u, dat u mij op deze dag verhinderd hebt tot bloedschuld te komen, en [dat] mijn [eigen] hand mij verlossing geschonken zou hebben! (1Sm 25:32-33).

Dat Abimelech verkeerd bezig is, blijkt ook uit de straf die God het volk van Abimelech oplegt (Gn 20:18). Ook kan er alleen bevrijding van die straf komen als Abraham voor hem bidt. Zo’n brave jongen is Abimelech niet. Dat is nu de naamchristen, die altijd zichzelf zal handhaven tegenover God en mensen. Van buigen weet hij niet. De fouten van anderen worden door hem uitvergroot, die van zichzelf worden door hem weggeredeneerd. Zo kunnen wij ook zijn.

Het woord “profeet” komt hier voor de eerste keer in het Oude Testament voor. Bij ‘profeet’ moeten we niet alleen denken aan het voorzeggen van de toekomst. Het is zelfs niet de hoofdgedachte. Een profeet geeft de woorden van een ander door (Ex 7:1), hier van God. God gebruikt een profeet om Zijn volk, of ook hen die niet tot Zijn volk behoren, iets mee te delen waarvan Hij het nodig vindt dat de aangesprokene dat weet.

Copyright information for DutKingComments