Hebrews 10:19-22

Ingaan in het heiligdom

In de voorgaande verzen en hoofdstukken heeft de schrijver onderwijs gegeven over de persoonlijke heerlijkheden van de Heer Jezus en de volmaaktheid van Zijn werk. Hij heeft duidelijk gemaakt dat door Christus en Zijn werk de grondslag is gelegd voor een nieuw verbond. Het oude heeft niets tot volmaaktheid gebracht, maar door Christus en wat Hij heeft gedaan, zal God al Zijn beloften vervullen.

Hb 10:19. Na dit uitvoerige en diepgaande onderwijs is de schrijver toe aan de praktijk. Deze volgorde vind je steeds in de brieven. In het onderwijs in deze brief is duidelijk geworden dat jij op grond van de volmaaktheid van het werk van Christus in Gods oog zonder zonde bent. Ook is duidelijk geworden dat Christus het ware heiligdom is binnengegaan om daar te zitten aan Gods rechterhand omdat Zijn werk volbracht is. Dat betekent dat ook jij daardoor volle “vrijmoedigheid” hebt om in te gaan in het heiligdom.

De vragen over je zonden zijn opgelost en bestaan niet meer. De zonden zijn aan Christus toegerekend. Het feit dat Hij nu in de hemel is, is het bewijs dat jouw zonden voor eeuwig zijn uitgedelgd. Daarom kun je met volle vrijmoedigheid in de tegenwoordigheid van God Zelf verschijnen en wel altijd omdat je voor eeuwig geen geweten van zonden meer hebt. Je eert de Heer Jezus door vrijmoedig naar binnen te gaan. Dat is een vreugde voor God.

De enige verhindering nu is ongeloof als gevolg van het blijven zien op jezelf. Zeker zul je nog veel onvolkomenheden bij jezelf waarnemen. De vraag is echter niet hoe jij jezelf ziet, maar hoe God jou ziet. Hij ziet jou, vanaf het moment dat je je zonden hebt beleden, volmaakt in Christus. En als je nu toch nog eens zondigt? Dan is dat niet een kwestie tussen jou en God, maar tussen jou en de Vader.

De Heer Jezus wist dat jij ook als gelovige die zonde zou begaan. Voor welke zonden heeft Hij Gods oordeel gedragen? Alleen voor de zonden van vóór je bekering, of ook voor al de zonden die je daarna, helaas, nog zou doen? Toen Hij stierf, heeft Hij jouw hele leven gezien. Voor alles wat daarin niet in overeenstemming met God is, heeft Hij het oordeel op Zich genomen.

Het gaat in deze brief over de heilige God en de zondige mens en wat de Heer Jezus heeft gedaan om die mens geschikt te maken om in Gods tegenwoordigheid te zijn. Kijk daarom naar Christus en ook naar God en hoe Hij Zijn werk waardeert. De wetenschap dat al je zonden door de Heer Jezus gedragen zijn, zal je niet tot een oppervlakkige christen maken. Juist het besef dat Hij zoveel voor al je zonden heeft moeten lijden, zal je ernaar laten verlangen niet te zondigen. Als het toch gebeurt, dan betreft dat jouw relatie met de Vader. Door de zonde kun je niet genieten van de gemeenschap met de Vader. Daarom moet je elke zonde, zodra je je die bewust wordt, belijden. Dan wordt de gemeenschap met de Vader hersteld.

Dit onderscheid tussen je verhouding tot God en die tot de Vader is belangrijk. Over je verhouding tot de Vader zullen we dieper ingaan als we toe zijn aan de eerste brief van Johannes. Het is voor dit moment voldoende dat je van dit onderscheid weet. Het gaat er nu om, dat je volledig instemt met Gods waardering van het volmaakte werk van Zijn Zoon, waardoor ook jij voor God volmaakt bent.

De kracht van het woord “dus” (Hb 10:19) is dan ook, dat wat volgt de conclusie van het voorgaande is. Tevens is het de overgang naar de praktische levenswandel van de christen die daarop volgt en plaatsvindt vanuit de gemeenschap met God in het heiligdom.

In het Oude Testament is een vrije ingang in het heiligdom onmogelijk. Een dergelijke ingang wordt niet eens verondersteld. Maar voor de gelovigen die met het nieuwe verbond in verbinding staan, is die vrije ingang in Gods tegenwoordigheid er wel. Je mag vrijmoedig het open, hemelse heiligdom ingaan om te aanbidden.

Is hiermee niet een hoogtepunt van de brief bereikt? Het heiligdom is open voor “broeders” – waarin natuurlijk de zusters begrepen zijn –, dat zijn allen die met de Heer Jezus verbonden zijn en die Hij “Mijn broeders” (Jh 20:17) noemt. Je bent in het heiligdom als jij je in de Geest in de tegenwoordigheid van God weet en in Christus vol liefde en vertrouwen geniet van de gemeenschap met Hem. Je vertelt God wat je allemaal voor moois in de Heer Jezus hebt ontdekt. Het gaat niet om de woorden die je daarbij gebruikt, maar of je hart echt vol is van Hem. De weg naar God is voor jou geopend en begaanbaar door het bloed van Jezus. Door dat bloed ben je gereinigd en is ook de weg naar Gods hart gereinigd.

Ik hoop van harte dat je van die vrijmoedigheid ruim gebruikmaakt door tot God in het heiligdom te gaan en met Hem te spreken over de Heer Jezus. Het is jouw persoonlijke voorrecht om dat te doen. In grote delen van de christenheid worden de individuele gelovigen op afstand gehouden omdat er anderen zijn die ten behoeve van hen tot God naderen. Dat is het geval als bijvoorbeeld een dominee of priester namens de gelovigen tot God spreekt.

Zulke gelovigen menen dat ze alleen door middel van een vertegenwoordiger tot God kunnen komen. In een dergelijke situatie keert de christen terug tot het oudtestamentische systeem en gedraagt hij zich als een Joodse aanbidder. Maar ook waar gelovigen dit voorrecht wel kennen, kan men in samenkomsten toch te veel waarde aan bepaalde personen hechten die (volgens hen) het allemaal ‘veel beter kunnen zeggen’ of die (volgens hen) de Bijbel beter kennen.

Als je aan een gezelschap van gelovigen de vraag zou stellen: ‘Wie van jullie wil er naar de hemel gaan?’ dan denk ik dat iedereen zijn hand opsteekt. Vraag je aan hetzelfde gezelschap: ‘Wie van jullie wil nu naar de hemel gaan?’ dan is de kans groot dat er een stilte valt en dat de handen van slechts enkelen omhooggaan, namelijk van hen die het leven op aarde niet meer zien zitten. God nodigt jou en ieder van de Zijnen uit om nú bij Hem in het heiligdom te komen en om telkens te komen, zo vaak je maar wilt.

Hb 10:20. Je mag binnengaan “langs [de] nieuwe en levende weg”. Het woord ‘nieuw’ heeft de betekenis van ‘pas geopend’ en houdt in dat het karakter van die weg ook altijd die betekenis houdt. Het is een weg die fris en vers blijft omdat het werk waardoor die weg geopend is, nooit veroudert. Het is ook een ‘levende weg’ omdat die verbonden is aan de Heer Jezus Die het Leven is. Het is een levende weg, niet in de zin dat die weg tot het leven leidt, want de weg wordt bewandeld door hen die het leven al bezitten. Het is een levende weg omdat ‘leven’ het kenmerk van deze weg is. Als gelovige mag je deze weg gaan in navolging van Hem Die leeft.

Deze voorstelling van die ‘weg’ naar het heiligdom maakt jouw naderen in het heiligdom tot een steeds weer frisse, nieuwe beleving. Het doet je de tijd vergeten die is verstreken tussen het volbrengen van het werk, al zoveel eeuwen geleden, en nu. Het zal eeuwig zo zijn alsof Hij zojuist jouw zonden in Zijn lichaam droeg op het kruis, alsof Hij zojuist heeft gezegd: “Het is volbracht!” (Jh 19:30). Gods oog is eeuwig gericht op Zijn Zoon als een Lam Dat zojuist is geslacht. Dat is de bijzondere manier waarop Johannes het Lam beschrijft Dat hij ziet “staan als geslacht” (Op 5:6).

Deze weg is door de Heer Jezus “ingewijd”. ‘Inwijden’ is de ingebruikneming van iets nieuws. Christus is als Eerste, als Voorloper, ingegaan in het heiligdom op grond van Zijn bloed. Op grond van Zijn bloed kun jij nu ook ingaan en wel “door het voorhangsel heen, dat is Zijn vlees”. In het Oude Testament woonde God achter het voorhangsel. Het was onmogelijk dat een Israëliet daar ooit binnen mocht gaan. Slechts Aäron mocht dat en dan ook nog slechts eenmaal per jaar. Maar God heeft Zelf laten zien dat de weg tot Hem vrij is en wel door het voorhangsel van bovenaf, wat wil zeggen van Hem uit, naar beneden te scheuren (Mt 27:51). Door het vlees van Christus, dat is Zijn lichaam, zijn jouw zonden uitgeboet en is de weg tot het heiligdom voor jou opengegaan.

Hb 10:21. En als je dan langs die geopende weg het heiligdom binnengaat, ontmoet je daar “een grote Priester”. Dat is niemand anders dan de Heer Jezus. Hij staat jou ter beschikking, Hij zet Zich voor jou in. Hij is de Hogepriester, maar zo wordt Hij hier niet voorgesteld. Als Hogepriester is Hij de voornaamste onder vele priesters. Door Hem echter als ‘grote Priester’ voor te stellen valt de nadruk erop dat er voor God maar één Priester bestaat. Hij is ‘groot’ in de heerlijkheid van Zijn Persoon en in de heerlijkheid van Zijn dienst in het heiligdom. Als jij ook tot God mag naderen, is dat alleen in Hem.

Hij is de grote Priester over “het huis van God” (vgl. Hb 3:6). Daarmee worden zowel het heiligdom als de familie van priesters bedoeld. Zijn dienst in het heiligdom is volmaakt tot eer van God en vanwege Zijn Persoon voor God aangenaam. De dienst van de priesterfamilie is voor God ook alleen aangenaam vanwege Zijn Persoon. Hoe groot is Hij!

Lees nog eens Hebreeën 10:19-21.

Verwerking: Ben jij vaak in het heiligdom te vinden?

Naderen tot God

Hb 10:22. De weg naar het heiligdom is open. De vrijmoedigheid om naar binnen te gaan is gegeven. Nu spoort de schrijver je aan om daadwerkelijk te naderen. Je hebt op grond van je christelijke positie toegang tot het heiligdom. Maak van dat voorrecht dan ook echt gebruik. Om je het volle genot van dat voorrecht te geven wijst de schrijver nog op een paar voorwaarden die aan het naderen tot God in het heiligdom verbonden zijn. Dat is niet bedoeld om je alsnog de vrijmoedigheid te ontnemen. Het gaat er niet alleen om dat je komt, maar ook hoe je komt.

Je zult het er wel mee eens zijn dat naderen tot God in het heilige der heiligen niet onverschillig kan gebeuren, zonder rekening te houden met de Persoon tot Wie je nadert. In de eerste plaats moet er een “waarachtig hart” of een oprechte gezindheid aanwezig zijn, zowel ten opzichte van God als ten opzichte van de mensen. Om God op een Hem welgevallige manier te naderen zul je je christelijke positie moeten kennen en in je hart moeten waarderen en genieten. Anders gezegd: Je zult blij zijn met wat je in Christus geworden bent en Hem en God daar dankbaar voor zijn. Je zult komen “in volle zekerheid van [het] geloof”. Als er nog een spoortje van twijfel bij jou is of jouw verhouding tot God wel in orde is, kun je niet vrij naderen.

Om echt tot God te naderen is volle zekerheid, volledig vertrouwen of geloof nodig. Volle zekerheid van het geloof rust volkomen in de liefde van God. Bij “de harten door besprenkeling gezuiverd van [het] kwaad geweten” maakt de schrijver een toespeling op de priesterwijding (Ex 29:20; Lv 8:23). Bij de priesterwijding wordt een deel van het bloed van het wijdingsoffer gestreken op de rechter oorlel, de rechter duim en de rechter grote teen. Dit beeld laat zien dat het gehoor (oor), de handel (hand) en de wandel (voet) gereinigd moeten zijn om priesterdienst voor God te kunnen doen.

De schrijver vat als het ware oor, hand en voet hier samen in het hart omdat het centrum van dit alles het hart is. Wat je beluistert, wat je doet en waar je heen gaat, komt voort uit je hart (Sp 4:23). Daarom mag je hart niet geplaagd worden door een “kwaad geweten”, want dat trekt je van God af. Door de besprenkeling met het bloed (Hb 12:24; 1Pt 1:2) is je hart gezuiverd en is je geweten volmaakt. Maar je moet steeds weer nagaan of het ook in de praktijk zo is.

Niet alleen het hart is gereinigd, maar ook “het lichaam”. Niet alleen moet je innerlijk in overeenstemming zijn met God, ook je uiterlijke verhouding tot God moet in orde zijn. Dat vraagt dat je dit voortdurend waarmaakt. Door je verblijf in en je gaan door de wereld word je steeds weer bezoedeld. Daarom is het nodig om de dagelijkse reiniging door het water van het Woord te ondergaan (Ef 5:26). Door in de Bijbel te lezen word je weer rein.

Hb 10:23. De voorgaande voorwaarden hebben te maken met jouw naderen tot God. Maar je hebt ook te maken met de wereld waarin je leeft. Tegenover de wereld is het belangrijk dat je “de belijdenis van de hoop onwankelbaar” vasthoudt. De kracht daarvoor krijg je in het heiligdom. Daar zie je dat al Gods beloften door Hem zullen worden vervuld, terwijl je daarvan in de wereld op dit moment nog helemaal niets ziet. Maar in het heiligdom zie je Christus in Wie alles wat God heeft beloofd ‘ja en amen’ is. Daarom is het ingaan in het heiligdom een enorme bemoediging voor je getuigenis in de wereld.

Om te voorkomen dat je gaat wankelen, is er geen beter middel dan de herinnering aan de trouw van God. “Hij Die beloofd heeft, is getrouw.” Jouw hoop is niet gebouwd op iets in jezelf, maar op de trouw van God. Dat geeft nog eens vastheid!

Hb 10:24. Er is nog een aspect. Het gaat niet alleen om je eigen vertrouwen op God, maar je wordt opgeroepen ook op anderen te letten en anderen worden opgeroepen dat zij op jou letten. Elkaar bemoedigen is belangrijk. Om je broeders en zusters te waarderen en te bemoedigen is het nodig hen in het heiligdom te zien, in het ware licht van Christus. Dat zal je omgang met hen bepalen.

Af en toe een vriendelijk woord is best goed, maar niet voldoende. Er staat “aanvuring”. Daarin klinkt gedrevenheid en inspanning door. Echte christelijke gemeenschap in het heiligdom heeft tot gevolg dat we elkaar stimuleren om gevoelens van liefde voor elkaar te hebben en “goede werken” te doen waardoor de ander die liefde ook daadwerkelijk ervaart (1Jh 3:18). We moeten bij elkaar de liefde aanscherpen, want liefde is de juiste christelijke gezindheid en goede werken zijn daarvan de vruchten.

Hb 10:25. Behalve je persoonlijke contacten, waarbij je acht geeft op de ander en de ander op jou, is er ook de samenkomst van de gemeente. Daar is Christus in het midden om de lofzang aan te heffen. De schrijver roept op niet nalatig te zijn in het bezoeken van de bijeenkomst. Daar wordt op een openbare en gemeenschappelijke manier belijdenis van het geloof afgelegd. Door de bijeenkomst te verzuimen kun je doen alsof je de belijdenis persoonlijk vasthoudt, terwijl je vermijdt je openlijk een te maken met het volk van God in de moeilijkheden die aan de belijdenis van dit geloof voor de wereld verbonden zijn.

De schrijver voegt nog een extra motief toe om de eigen bijeenkomst niet te verzuimen: “de dag”, dat is de dag van het oordeel, nadert. Het verzuimen van de samenkomst is een duidelijk teken van het afnemen van de genegenheid voor elkaar. Vaak loopt het verzuim uit op een terugkeer naar de wereld of een wereldse godsdienst. De gedachte aan de dag van het oordeel moet op het geweten werken. Die gedachte moet verhoeden dat christenen terugkeren naar de wereld en dat ze bewaard worden voor de invloed van mensen of mensenvrees.

De onderlinge bijeenkomst is bij uitstek de plaats waar we steun van elkaar ervaren. De nadruk ligt hier niet op wat we in de samenkomst ontvangen, maar wat we eraan kunnen bijdragen. De lezers worden herinnerd aan de samenkomsten van het begin van de gemeente waar ze vroeger zo volhardend in waren (Hd 2:42), maar waarin ze nu dreigden te verslappen. Voor sommigen was het al een gewoonte geworden om de samenkomsten niet meer te bezoeken. Ze bleven weg zonder daar een geldige reden voor te hebben.

Hb 10:26. Als iemand bewust de bijeenkomst verzuimt uit angst voor smaad en bespotting, is dat moedwillig zondigen! Het woord “want” waarmee Hb 10:26 begint, geeft de verbinding aan met het voorgaande in Hebreeën 9-10, terwijl het ook in onmiddellijke verbinding met het vorige vers staat. Dat onderstreept het belang van het samenkomen. Als een christen de samenkomsten verzuimt, is dat niet alleen een onwaardig gedrag, het is ook gevaarlijk. Het betekent het negeren, zo niet het verachten, van een van de grootste middelen van opbouw en vertroosting. Het is tevens onverschilligheid voor de gemeenschap van de heiligen.

Achteruitgang en uiteindelijk afval beginnen vaak met het opgeven van de christelijke bijeenkomst. Wie de bijeenkomst van de gemeente verzuimt, is niet echt onder de indruk van de Heer Jezus Die daar in het midden is (Mt 18:20). Wie de Heer Jezus liefheeft, zal graag zijn waar Hij is. Als je daarbij bedenkt dat Hij het ook fijn vindt om in het midden van Zijn verlosten te zijn, zul je niet zonder gegronde reden een bijeenkomst verzuimen. Waar Hij is, is Hij met een altijd frisse zegen en groei aanwezig.

Als iemand beleden heeft de waarde van het ene offer te kennen en die belijdenis daarna prijsgeeft, is er geen ander slachtoffer waartoe hij de toevlucht zou kunnen nemen. “Moedwillig” wil zeggen vrijwillig, eigenwillig en bewust. Het staat tegenover onwetendheid. Het gaat om belijdende christenen die bewust, willens en wetens, in openlijke rebellie tegen God zondigen. Het gaat om mensen die ‘kennis van de waarheid’ ontvangen hebben, dus niet maar een vluchtige indruk van het christendom hebben opgedaan.

Zulke mensen zijn diep ingedrongen in de verschillen tussen het oude en nieuwe verbond. Ze hebben het nieuwe omhelsd, maar zijn toch weer naar het oude teruggekeerd, naar de offers die geen zonden kunnen wegnemen, zoals in het begin van dit hoofdstuk is aangetoond. Zulke mensen tonen altijd een bitterder tegenstand dan onwetenden. Ze vallen af van het enige afdoende werk van Christus om moedwillig weer aan de zonde toe te geven, om het zondigen weer als een gewoonte aan te nemen.

Hb 10:27. Het enige waarop zij nog kunnen rekenen, is een “vreselijk” of vreesaanjagend oordeel dat zich in een fel vuur zal openbaren. In plaats van mensen die de belijdenis van de waarheid onder druk hebben vastgehouden, zijn zij tegenstanders geworden. Wie de kennis van de waarheid heeft ontvangen en die loslaat, neemt het karakter van een tegenstander aan. Zo iemand is geen dwalende. Een dwalende is iemand die hersteld kan worden. Voor een verklaarde tegenstander is er geen hoop op herstel.

Lees nog eens Hebreeën 10:22-27.

Verwerking: In dit gedeelte staan enkele vermaningen of aansporingen. Welke zijn dat? Zijn er bij die jij speciaal ter harte moet nemen?

Copyright information for DutKingComments