Hebrews 12:3

De overste Leidsman en de Voleinder

Hb 12:1. In deze brief heb je al heel wat personen voor je aandacht gehad. In Hebreeën 1 zijn het de engelen, in Hebreeën 3 Mozes en Aäron. Ook Jozua en Levi zijn genoemd. Het zijn uitnemende personen. Maar telkens stelt de schrijver hen terzijde door vervolgens de aandacht te richten op Hem Die zoveel meer is dan de engelen en Mozes en Aäron en die anderen.

Zo is het ook met de vele personen in het vorige hoofdstuk die hij hier “zo’n grote wolk van getuigen” noemt. In de volgende verzen verdwijnt deze wolk uit het zicht om plaats te maken voor “Jezus”, Die iedereen en alles te boven gaat. Sterren blinken, tot de zon verschijnt. De gelovigen uit het Oude Testament zijn sterren, die in groot geloof, maar toch ook in zwakheid en gedeeltelijk, op God hebben vertrouwd. De Zoon is de Zon. Hij heeft volmaakt en voortdurend op God vertrouwd. Bij Hem wordt niet naar een bepaald geloofswerk gewezen, naar een bijzondere daad waaruit Zijn geloofsvertrouwen blijkt. Zijn hele leven is een en al geloofsvertrouwen.

Rondom jou bevindt zich die grote wolk van getuigen die je in het vorige hoofdstuk hebt gezien. Dat hoofdstuk sluit af met de mededeling dat zij de belofte nog niet hebben ontvangen en dat zij nog niet tot volmaaktheid zijn gekomen (Hb 11:40). Dat geldt ook voor jou. Daarom wordt hun voorbeeld aan jou voorgehouden als een aansporing om hen na te volgen. Het is alsof zij je vanuit de Schriften toeroepen om de weg van het geloof onverminderd en ongehinderd voort te zetten en je door niets van het doel af te laten brengen. Ik denk dat het niet zozeer de bedoeling is dat zij kijken hoe jij het doet, maar dat zij tot jou getuigen. Hun getuigenis is het geïnspireerde verslag van de verschillende levens in de Schrift en wijst op Gods trouw in alles waarin zij Hem ook maar vertrouwden.

Die wolk van getuigen rondom je geeft de schrijver aanleiding om je op te roepen je vrij te maken van elke verhindering. Gooi elke last en zonde als nutteloze en schadelijke ballast van je af. Als je daarbij op Jezus ziet, is dat gemakkelijk; als je dat niet doet, is het onmogelijk. Het zien op Jezus bepaalt wat een ‘last’ is. Het gaat bij ‘last’ om de dagelijkse en vaak goede dingen van het aardse leven, waar de wandelaar van kan genieten, maar de hardloper niet. Het zijn niet de moeiten van het leven. Die kun je niet afleggen, hoewel je wel kunt voorkomen dat ze je zo in beslag nemen, dat je niets anders meer ziet. Een last betreft de aardse dingen die je vrijwillig op je neemt, maar die je even vrijwillig ook weer kunt afleggen.

Je kunt van aardse dingen genieten, want de Heer heeft ze gegeven. Je kunt genieten van lekker eten en een goede gezondheid in het gevoel van dankbaarheid aan de Heer. Het kan ook zijn dat je die dingen op zichzelf gaat zien en veel tijd, geld en energie gaat investeren om ze te krijgen of te houden. Als dat het geval is, hoop ik dat je dat onderkent bij jezelf en die instelling aflegt. Ga die dingen dan weer zien in het juiste perspectief. In verband hiermee heb ik de vraag wel eens horen stellen: ‘Wat voor kwaad steekt erin?’ Maar ik denk dat de vraag anders moet zijn: ‘Is het een gewicht, een last, iets wat je naar beneden trekt of drukt, of is het een vleugel, iets wat je naar boven brengt?’

Het afleggen van de zonde is wat anders dan het afleggen van een last. Zonde is alles wat je doet in onafhankelijkheid van God. Hier lees je dat de zonde je zomaar kan omstrikken. Omstrikken betekent dat iets zich om je heen wikkelt. In het beeld hier kun je je voorstellen dat iets zich om je benen wikkelt waardoor je geremd wordt in je loop of er zelfs door ten val komt. Als bijvoorbeeld een zondige gedachte post bij je vat, moet je die direct weer wegdoen, die ‘afleggen’, dat is die veroordelen. Ga je namelijk in je denken door met die zondige gedachte, dan is het gevolg dat je God en Zijn plan met jouw leven uit het oog verliest en is het afgelopen met je wedloop. In de wedloop gaat het om volharding. Het gaat er om tijdens de race niet te vertragen of te verslappen. Om dat te voorkomen moet je het doel goed in de gaten houden.

Hb 12:2. Het komt erop aan dat je Jezus voortdurend als doel voor ogen hebt. De schrijver spoort aan alleen op Hem te zien. ‘Zien’ betekent letterlijk ‘wegzien’, dat is van alle andere dingen afzien en het oog uitsluitend op één voorwerp gericht houden. De naam ‘Jezus’ herinnert aan Hem Die eens in vernedering op aarde ook de wedloop heeft gelopen en het doel heeft bereikt. Hij heeft alle moeilijkheden ondervonden en overwonnen door Zijn onderwerping aan de weg die de Vader voor Hem had bepaald. Hij is de overste Leidsman, de Aanvoerder. Hij gaat je voor op de geloofsweg tot jij het einddoel, de volkomen behoudenis, hebt bereikt. Hij geeft het grote voorbeeld in de wedstrijd. Hij steekt boven alles uit. Hij is ook de Voleinder, de Volmaker, de Voltooier. Hij voert de gelovige langs de geloofsweg naar de volmaaktheid.

Deze weg heeft Hij helemaal afgelegd en Hij is in de heerlijkheid binnengegaan. Door Zijn voorbeeld en Zijn kracht brengt Hij de gelovigen de heerlijkheid binnen. De Heer Jezus had ook een heerlijk doel voor ogen toen Hij hier Zijn weg ging. Hij keek vooruit naar de vreugde van de hemelse heerlijkheid aan de rechterhand van God. Hij heeft op die weg volhard. Hij heeft het kruis volhardend verdragen. Dit wijst niet op het verzoenend kruiswerk, maar op de smaad en de schande die het deel van de gelovige zijn van de kant van de wereld. Het is hetzelfde als wat Hij verlangde van iemand die een discipel van Hem wilde zijn: “Wie zijn kruis niet draagt en achter Mij komt, kan Mijn discipel niet zijn” (Lk 14:27). Hij heeft in Zijn leven hiervan het volmaakte voorbeeld gegeven.

De Heer heeft het kruis “verdragen”, Hij heeft het geaccepteerd als de wil van Zijn Vader. De schande die Hem werd aangedaan door mensen, heeft Hij “veracht” – hoewel Hij zeker niet ongevoelig was voor wat mensen Hem aandeden. Nu Hij in de heerlijkheid is, hoeft Hij niet meer in vertrouwen op God Zijn weg te gaan. Hij is – eens voor altijd – gaan zitten. Zo komt er ook voor jou een einde aan de geloofsweg.

Zijn plaats is “aan [de] rechterzijde van de troon van God”. Daar heeft Hij recht op vanwege Zijn volmaakte leven op aarde. Tevens is er de gedachte dat na het lijden de regering, de troon, komt. Hij is al verbonden met de troon. Hem is al gegeven alle macht in de hemel en op aarde. Binnenkort zal Hij openlijk Zijn regering aanvaarden.

Hb 12:3. Let maar op Hem. Je mag naar Hem kijken in Zijn leven op aarde, want daarin is Hij je voorbeeld en je Leidsman. Je mag ook kijken naar Hem in de hemel, want daar is Hij je doel en de Voleinder. De oproep ‘let op’ wil zeggen dat je overweegt door middel van vergelijking. “Let op Hem” betekent dat je overweegt hoe Híj de tegenspraak van de zondaars heeft verdragen en dat jij, die in een vergelijkbare situatie bent, daaruit moed put om zelf door te gaan.

De uitdrukking ‘dé zondaars’ laat zien dat in feite het hele zondige menselijk geslacht wordt bedoeld, samengevat in de Joodse en heidense leiders. De Heer had niets te maken met zonde in Zichzelf, maar alles met de zondaars om Zich heen die Hem trachtten te hinderen in Zijn loop. Zo hebben deze Hebreeuwse gelovigen ook te maken met familie en vrienden die steeds op hen inpraten om hen te doen terugkeren tot het oude. Voortdurende “tegenspraak” is zwaar. De aanhoudendheid ervan maakt moe. Hierdoor loop je gevaar de strijd op te geven.

Hb 12:4. ‘Maar’, zo lijkt de schrijver te zeggen, ‘laten we eerlijk zijn: Jullie hebben nog niet, zoals Hij, jullie leven verloren om God te verheerlijken en Hem te dienen.’ De Hebreeën hebben niet alleen het leven nog niet verloren, maar ze hebben nog geen druppel bloed gelaten voor de Naam van de Heer Jezus, zoals de Heer Jezus en meerdere geloofshelden vroeger (Hb 11:35b-37).

Met “de strijd tegen de zonde” wordt niet bedoeld dat je strijd moet voeren tegen de in jou wonende zonde. Tot die strijd wordt de gelovige niet opgeroepen. Voor die strijd geeft de Schrift ons dan ook geen aanwijzingen. Integendeel, de Schrift zegt je dat je je voor de zonde die in je woont, dood moet houden (Rm 6:11). Het gaat hier dan ook niet om de strijd tegen de zonde die in jou woont, maar om de strijd tegen de zonde om je heen.

Deze strijd sluit aan op wat de Heer Jezus aan tegenspraak van de zondaars tegen Zich heeft verdragen. Híj heeft er wél ten bloede toe tegenstand tegen geboden. De Hebreeën echter nog niet. Zíj lopen gevaar toe te geven aan de druk, Híj heeft dat niet gedaan.

Je vindt in de Schrift nog andere vormen van strijd.

1. Zo lees je over de strijd tussen de wet, die gegeven is aan de mens in het vlees, en het nieuwe leven (Rm 7:23). Die strijd speelt zich af in de gelovige zolang hij zichzelf nog onder het juk van de wet plaatst.

2. Een andere strijd die zich in de gelovige voltrekt, is die van de Geest tegen het vlees (Gl 5:17).

3. Je hebt ook nog de strijd in de hemelse gewesten tegen de boze machten daar (Ef 6:10-18).

Het is goed om met deze verschillende vormen van strijd rekening te houden, want dan weet je hoe je in een bepaalde strijd te werk moet gaan. Je zult je dan ook geen strijd laten opdringen die er helemaal niet mag zijn. Dat zal je bewaren voor de misleiding van de vijand, zodat je strijdend én overwinnend je geloofsweg kunt vervolgen.

Lees nog eens Hebreeën 12:1-4.

Verwerking: Hoe doe jij dat: zien op Jezus?

Copyright information for DutKingComments