Hebrews 7:5

Melchizédek

In dit hoofdstuk krijg je eindelijk meer te horen over de persoon Melchizédek. Hiermee komt de schrijver terug op zijn hoofdthema, waarmee hij in Hebreeën 5 is begonnen. Hij heeft ook in Hebreeën 5 gezegd dat het moeilijk te verklaren is als we traag geworden zijn in het horen (Hb 5:11). Toch wil hij het nu gaan uitleggen, want hij is wat zijn lezers betreft overtuigd van betere dingen. Hij neemt aan dat ze er hun best voor willen doen hem te begrijpen. Dat wil jij ongetwijfeld ook. Dat is ook nodig, want echt eenvoudig is het niet. Daar staat tegenover dat de vreugde ook des te groter is als je er iets van gaat begrijpen.

Als je naar het priesterschap van de Heer Jezus kijkt, moet je dat doen vanuit het standpunt van een Hebreeuwse gelovige. Als, hoogstwaarschijnlijk, van oorsprong uit de heidenen ben jij nooit onder een priesterschap geweest dat door God is ingesteld. Toch zul ook jij hier veel vinden wat jou bemoedigt en opbouwt.

Hb 7:1. Bij zijn uitleg over Melchizédek gaat het om twee dingen: de waardigheid van zijn persoon en de belangrijkheid van zijn priesterschap. In deze brief wordt Melchizédek acht keer genoemd. Het enige wat we van Melchizédek weten, staat in Genesis 14 en Psalm 110 (Gn 14:18-20; Ps 110:4). Om dit bijzondere priesterschap te verklaren gaat de schrijver eerst in op de geschiedenis van Melchizédek zoals je die vindt in Genesis 14.

Nadat Abraham met zijn legertje van driehonderdachttien man de vijf buitenlandse koningen heeft verslagen en Lot heeft bevrijd, komt hij met een nog gevaarlijker verschijning van de wereld in aanraking. In de persoon van de koning van Sodom komt de wereld niet met zijn vijandschap, maar met zijn verleidingen op hem af (Gn 14:17; 21). Maar God leidt het zo, dat hij eerst een ontmoeting heeft met Melchizédek, koning van Salem en priester van God de Allerhoogste (Gn 14:18-20). Na deze ontmoeting heeft Abraham kracht voor de ontmoeting met de koning van Sodom.

Hierin ligt een grote bemoediging. Er is niets wat jou zozeer de kracht geeft in deze vijandige én verleidelijke wereld als een ‘ontmoeting’ met Eén Die aan Gods rechterhand is als de ware Koning-Priester. Als je die ontmoeting hebt, zegent Hij jou, arme strijder, met een heerlijke zegen waarmee Hij straks de hele schepping zal zegenen.

De Melchizédek in Genesis 14 is een gewone vorst geweest, zoals de overige vorsten van dat gebied dat God kort daarna ondersteboven zou keren. Daarbij was hij ook priester, maar niet zoals de overige priesters in dat gebied. Dat waren afgodspriesters, terwijl hij juist priester van God de Allerhoogste was. De naam “God de Allerhoogste” is ook veelzeggend. Het is de naam van God in verband met het duizendjarig vrederijk. Hij is altijd de opperste Heerser over alle dingen, Hij bezit hemel en aarde (Gn 14:19; vgl. Ef 1:20; Ko 1:16). Voor het ongeloof is dat nu nog verborgen, maar in het vrederijk zal Hij zo voor allen zichtbaar zijn en door iedereen erkend worden. Zo erkende ook Nebukadnezar Hem na zijn vernedering (Dn 4:34-35).

Abraham wordt door Melchizédek gezegend in verbinding met de naam van God als de Allerhoogste. Dit ziet vooruit naar het koningschap van Christus, wanneer Hij als Priester op Zijn troon in zegen zal regeren (Zc 6:13). Deze Melchizédek zegende de door strijd vermoeide Abraham, zoals Christus dat straks de hele schepping zal doen. Melchizédek brengt lof aan God en zegent Abraham van Godswege. Hij geeft aan Abraham brood en wijn. Dat is heel wat beter dan wat de koning van Sodom hem kon bieden. Brood en wijn spreken van Christus Zelf als voedsel en vreugde na de strijd. (Het spreekt niet van het avondmaal, want dat is niet tot versterking, maar ter gedachtenis.)

Hb 7:2. Abraham brengt zijn waardering voor en erkenning van Melchizédek tot uitdrukking door hem de tienden te geven. Op die tienden komt de schrijver in Hb 7:4 terug. Eerst gaat hij in op de betekenis van de naam Melchizédek. Die naam is een samenvoeging van ‘gerechtigheid’ en ‘vrede’. Dit zijn juist de kenmerken van Christus waardoor Hij in het vrederijk regeert. Dan wordt volmaakt zichtbaar dat in Hem gerechtigheid en vrede elkaar kussen (Ps 85:11).

Hier heb je trouwens een belangrijke aanwijzing dat je de betekenis van namen die in het Oude Testament worden genoemd, geestelijk mag toepassen (vgl. 1Ko 9:9; 1Ko 10:1-11; Gl 4:21-31), zonder dat je daarbij je fantasie de vrije loop mag geven.

Gerechtigheid en vrede zijn ook de kenmerken van Zijn koninkrijk nu, al bestaat het alleen nog in verborgenheid (Rm 14:17). Wat straks de aarde zal vervullen, behoort nu al in jouw leven aanwezig te zijn. Je hebt immers de Heer Jezus als je Heer aangenomen, bent gedoopt en daardoor op het terrein gekomen waar Zijn heerschappij wordt erkend. De volgorde is: eerst, “in de eerste plaats”, gerechtigheid (Js 26:9) en dan, “vervolgens”, vrede (Js 32:17). Er kan namelijk geen ware vrede zijn dan alleen op basis van gerechtigheid. Dat geldt ook voor jou persoonlijk (Rm 5:1).

Hb 7:3. Door de wijze waarop de Schrift Melchizédek invoert, wordt duidelijk dat hij een prachtig voorbeeld van Christus is. Als je in Genesis 14 over Melchizédek leest, komt hij daar als het ware uit de lucht vallen. Eerder hoor je niet van hem en later in de geschiedenis komt hij niet meer voor. Er is niets bekend over zijn voorouders aan wie hij zijn priesterschap zou ontlenen. Er is ook geen geslachtsregister van hem bekend, iets wat voor het priesterschap van Aäron onontbeerlijk was (vgl. Ea 2:62; Ne 7:64). Aan zijn priesterschap zijn geen grenzen gesteld (vgl. Nm 4:3). Het is een man zonder voorgeschiedenis, van wie ook verder geen andere handelingen worden meegedeeld. Hij verschijnt en verdwijnt. Er is iets tijdloos aan hem.

Als mens is hij natuurlijk net als alle andere mensen geboren en is hij ook een keer gestorven. Hij is ook geen manifestatie van Christus. Er staat juist dat hij in zijn optreden op Hem leek, waaruit blijkt dat hij niet de Zoon van God was. Maar door de wijze waarop hij in de Schrift voorkomt, wil God ons iets vertellen over Zijn Zoon.

Je hebt dat gezien in de betekenis van de naam Melchizédek en je ziet het nu in wat er van hem wordt gezegd, of beter, niet wordt gezegd. Het ontbreken van de vermelding van zijn afkomst en van zijn geboorte en dood maakt hem tot een sprekend voorbeeld van de Zoon van God. De Zoon van God is de eeuwige Zoon en daarom zonder afkomst, zonder begin en zonder einde. Met het oog op Zijn priesterschap betekent het dat het nooit eindigt en dat het nooit op een ander overgaat. Dit vormt een groot contrast met het priesterschap van Aäron dat van vader op zoon overging.

Hb 7:4. Je mag wat je zojuist allemaal van Melchizédek hebt gezien, niet zomaar weer vergeten. De schrijver roept met de woorden “aanschouwt nu” op om aandachtig en met grote belangstelling te kijken naar alle bijzonderheden van zijn grootheid. Je kunt, net als de Hebreeuwse lezers, wel groot van Abraham denken, maar Melchizédek is veel groter! Abraham wordt nadrukkelijk “aartsvader” genoemd, wat zijn waardigheid beklemtoont. Maar het feit dat Melchizédek tienden heeft ontvangen van Abraham, bewijst de hogere en meer uitnemende waardigheid van deze persoon. Wie tienden neemt, is namelijk groter dan wie tienden geeft.

Hb 7:5. Vervolgens betrekt de schrijver de stam van Levi in zijn betoog. Hij heeft aangetoond dat de persoon die hij in de voorgaande verzen heeft beschreven, groter is dan Abraham. Dat betekent dat die persoon groter is dan diens nakomelingen Levi en Aäron en dat daarom ook het priesterschap van Melchizédek groter is dan dat van Levi en Aäron.

Dat blijkt ook uit het geven en nemen van de tienden. De Levieten namen als geheel tienden van het volk (Nm 18:21; 24), waarvan zij weer de tienden aan de priesters gaven (Nm 18:26). De overeenkomst tussen Levi en Melchizédek is dat zij beiden tienden aannamen van anderen. Er is ook een groot verschil. De Israëlieten gaven de tienden niet aan de Levieten uit respect voor hen omdat zij hoger dan het volk stonden, maar omdat God het geboden had als vergoeding voor de dienst die ze verrichtten en als compensatie voor het missen van een erfdeel.

Dat was ook de reden dat de Levieten de tienden van het volk mochten aannemen. Het recht op de tienden hadden zij omdat God dat zo voor hen geregeld had. De tienden behoorden God toe (Lv 27:30; Sp 3:9; Ml 3:8-9). Ze werden door de Israëlieten gegeven aan de Levieten omdat zij God vertegenwoordigden.

Hb 7:6. In het geval van Melchizédek was dat anders. Het recht op de tienden van Melchizédek was niet door een gebod van God geregeld. Hij behoorde helemaal niet tot het geslacht van Levi en ook niet tot een ander geslacht voor wie iets geregeld zou zijn. Hij nam tienden van Abraham op grond van zijn eigen persoon en ambt. Daarom is hij groter dan Abraham en dus ook dan Levi.

Na de ontvangst van de tienden zegent hij Abraham als het vat van de beloften. Abraham is de bezitter en bewaarder van Goddelijke beloften. Hij zal de vader van een menigte van volken worden, in wie door God alle volken van de aarde gezegend zullen worden! De persoon door wie Abraham gezegend wordt, is werkelijk iemand die groot genoemd kan worden. Alle ware zegen is ook voor de christen verbonden met de Persoon en het ambt van Christus in de hemel.

Hb 7:7. Hij die zegent, is “zonder enige tegenspraak” meer dan hij die gezegend wordt. Dat het meerdere het mindere zegent, is in de christenheid vergeten. Dat zie je bijvoorbeeld in de predikant die de gemeente zegent, alsof hij meer is dan degenen die hij dient. In het christendom is de ene gelovige niet meer dan de andere gelovige (Mt 23:8).

Lees nog eens Hebreeën 7:1-7.

Verwerking: Wat zijn de overeenkomsten tussen Melchizédek en de Heer Jezus?

Copyright information for DutKingComments