Hebrews 8:8-12

Het oude en het nieuwe verbond

Hb 8:6. In dit gedeelte gaat het over “een beter verbond, dat op betere beloften is gegrondvest”. Daarmee staat de “bediening” van het hogepriesterschap van de Heer Jezus in verband. Zijn bediening is “zoveel uitnemender” dan die van de hogepriesters onder het oude verbond. Die vindt plaats op aarde en is tijdelijk, terwijl die van de Heer Jezus plaatsvindt in de hemel en eeuwig is. Zijn dienst als Hogepriester is die van een Middelaar. Een middelaar is iemand die bemiddelt tussen twee partijen die een overeenkomst of een verbond hebben gesloten.

Een verbond is een contract tussen twee partijen met verplichtingen voor elk van de partijen. De twee partijen zijn God enerzijds en Zijn volk anderzijds. Dit verbond gaat van God uit. Hij bepaalt de verplichtingen, zowel die waaraan Hij moet voldoen als die waaraan Zijn volk moet voldoen. Zijn eigen verplichtingen neemt Hij vrijwillig op Zich, terwijl Hij ze aan de mens oplegt in de vorm van geboden. Gods geboden zijn de voorwaarden op grond waarvan de mens met God kan omgaan. Op grond daarvan vervult God Zijn beloften.

Wat wordt er nu bedoeld met “een beter verbond” en met “betere beloften”? Als iets ‘beter’ is, wil dat zeggen dat het beter is in vergelijking met iets anders. Verderop lees je over ‘een nieuw verbond’ in vergelijking met een verbond dat God sloot met Zijn volk toen het uit Egypte trok. Het betere verbond is beter ten opzichte van het oude verbond. Het oude verbond sloot God met Zijn volk bij de Sinaï. Daarbij bepaalde Hij de voorwaarden waaraan het volk moest voldoen om Zijn beloften te ontvangen. Die belofte was zegen in het land van de belofte. Maar het volk heeft niet aan zijn verplichtingen voldaan en daarom kon ook de beloofde zegen niet komen.

Nu is er ‘een beter verbond’ met ‘betere beloften’. Dit betere verbond kent ook verplichtingen waaraan moet worden voldaan en kent ook beloften van zegen die de gelovige krijgt als hij aan de verplichtingen voldoet.

En nu wordt de rol van de middelaar duidelijk. Hij treedt op ten behoeve van beide partijen. Als “Middelaar” heeft de Heer Jezus alle kenmerken die voldoen aan het Wezen van God. Hij weet precies aan welke heilige eisen Hij moet beantwoorden. Hij bezit ook de natuur van hen voor wie Hij optreedt, natuurlijk met uitzondering van de zonde (Hb 4:15). Daardoor kan Hij ook volmaakt beantwoorden aan wat de mens nodig heeft.

Onder het nieuwe verbond zijn al Gods heilige eisen vervuld door de Middelaar. Op grond van Wie de Middelaar is en wat Hij heeft gedaan, kan God Zijn zegen vrij geven aan ieder die met die Middelaar in verbinding staat. Het grote verschil tussen het oude en het nieuwe verbond is dat onder het eerste of oude verbond de zegen afhankelijk was van het doen van de mens, terwijl onder het tweede of nieuwe verbond alles uitsluitend van God afhangt.

Hb 8:7. Dat er een tweede verbond, een nieuw, nodig was, betekent dat het eerste niet het gewenste resultaat heeft opgeleverd. Het eerste verbond was niet “onberispelijk”. Dat lag niet aan het eerste verbond, de wet, maar aan de mens. Het tweede is wel onberispelijk, omdat het volledig buiten de verantwoordelijkheid van de mens ligt. Daar wordt gevonden waarnaar werd gezocht om de mens toch in Gods zegen te kunnen laten delen. Dit is gevonden in en door het verzoeningswerk van Christus.

Hb 8:8. God heeft door Jeremia dit nieuwe verbond al aangekondigd (Jr 31:31-34). De aankondiging daarvan was enerzijds een geweldige belofte, maar anderzijds een berisping voor Israël. Als zij immers aan de verplichtingen van het oude verbond hadden voldaan, hadden zij het beloofde gekregen en was een nieuw verbond niet nodig geweest.

Nu is het belangrijk dat je opmerkt met wie het oude verbond is gesloten en met wie het nieuwe verbond zal worden gesloten. Het oude verbond is gesloten met Israël bij de Sinaï. Dat blijkt duidelijk uit Hb 8:9. Volgens Hb 8:8 wordt het nieuwe verbond óók gesloten met Israël. Het wordt niet gesloten met de gemeente, zoals je misschien wel eens hoort of leest. De gemeente geniet wel alle voorrechten die bij het nieuwe verbond horen omdat de grondslag ervan het bloed van Christus is. Maar de gemeente geniet al die voorrechten in de geest, op een geestelijke wijze, en niet naar de letter, zoals Israël straks op aarde die zegen letterlijk, stoffelijk zal genieten.

Het nieuwe verbond zal formeel met Israël worden gesloten in het duizendjarig vrederijk. Dan zullen het huis van Israël, de tien stammen, en het huis van Juda, de twee stammen, weer tot één volk verenigd zijn. Als je Jeremia 30-31 eens doorleest, waaruit de schrijver hier citeert, zul je zien dat die hoofdstukken vol staan met mededelingen over de terugkeer van Israël naar het land waar de beloften van God zullen worden vervuld. In het citaat hier blijkt Wie dat zal doen. Zeven keer lees je dat God zegt: ‘Ik zal.’ Dat is de afdoende garantie voor de vervulling van het nieuwe verbond.

Hb 8:9. Dat klinkt en is heel anders dan het oude verbond bij de Sinaï. Daar zeiden de Israëlieten driemaal dat ze alles zouden doen wat God gesproken had (Ex 19:8; Ex 24:3; 7). Maar nog voordat ze Zijn voorwaarden in de wet in handen kregen, hadden ze die al verbroken door het gouden kalf te maken (Ex 32:1-5).

Toen heeft God hen “bij de hand genomen”, want ze konden de gehoorzaamheid, waartoe ze zichzelf drievoudig hadden verplicht, niet waarmaken. Hij voerde hen door de woestijn naar het land. Maar vanwege hun voortdurend verbreken van Zijn verbond kon Hij geen acht meer op hen slaan om hen te zegenen. Hij moest hen terzijde stellen.

Hij heeft dat niet voorgoed gedaan, want God komt Zelf met een nieuw verbond. En dat nieuwe verbond is “niet overeenkomstig” het oude verbond. Een nieuw maar overeenkomstig verbond zou hetzelfde ellendige resultaat opleveren.

Hb 8:10. Dit nieuwe verbond is anders omdat het niet afhankelijk is van de verantwoordelijkheid van de mens, maar van de genade van God. In die genade heeft de Zoon van God aan alle voorwaarden voldaan door Zijn werk op het kruis.

Dit nieuwe verbond wordt met Israël gemaakt “na die dagen”, dat zijn de dagen na de verstrooiing en benauwdheid van Israël. ’Na die dagen’ zullen de dagen van het vrederijk van vreugde en gerechtigheid aanbreken onder de zegenrijke regering van de Messias. Zij zullen die uiterlijke zegen kunnen genieten omdat er ook bij hen innerlijk een grote verandering heeft plaatsgevonden. Onder het oude verbond was de wet aan Israël opgelegd als een drukkend juk dat ze niet konden dragen (Hd 15:10). In het nieuwe verbond is Israël innerlijk gereinigd en verzoend en hebben ze een nieuwe natuur ontvangen die ernaar verlangt Gods wil te doen.

Als gevolg van Gods werk zal God Zijn “wetten in hun verstand geven”, wat wil zeggen dat heel hun denken erdoor wordt bepaald. God zal ook bewerken dat Zijn wetten “in hun harten” geschreven zullen zijn, wat wil zeggen dat ze die met liefde doen en dat al hun handelingen erdoor gekenmerkt worden.

De wet is dan geen juk meer, maar ze zullen die in hun hart koesteren, zoals dat bij Christus het geval was (Ps 40:9) en ze zullen in staat zijn de wet te volbrengen. Ze zullen gehoorzamen, niet uit angst voor straf, maar uit liefde tot God. Dan is de relatie tussen het volk en God hersteld. God is de God van Zijn volk en zij zijn Zijn volk.

Hb 8:11. Het nieuwe verbond, dat is de wet in hun verstand en hart, zal zijn stempel zetten op alle verhoudingen in het volk. Het zal de grondslag zijn van zowel het maatschappelijke als het godsdienstige leven van Israël in het vrederijk. Onder het nieuwe verbond is er geen middenklasse van wetgeleerden meer die hun volksgenoten de wet moet voorhouden om God te kennen, dat is om Hem bij alle dingen van hun leven te betrekken. In het vrederijk is dat allemaal niet meer nodig.

Ieder zal handelen vanuit een persoonlijke relatie met God en niet via tussenpersonen. Ieder zal zich in het maatschappelijk verkeer in zijn handelen als “medeburger” laten leiden door de kennis die hij van God heeft en vanuit de gemeenschap met Hem en niet door egoïsme. Ieder zal in het godsdienstig leven met anderen omgaan als “broeder”, om samen God te eren naar de kennis die hij van Hem heeft en vanuit de gemeenschap met Hem. Een eigenzinnige godsdienst komt niet voor.

Hb 8:12. In die heerlijke situatie is er niets meer wat scheiding maakt tussen God en Zijn volk. God heeft alle zonden in de diepten van de zee geworpen (Mi 7:19) en komt er nooit meer op terug. Dat Hij ze niet meer gedenkt, is iets anders dan dat Hij ze vergeet. Het wil zeggen dat Hij die zonden nooit meer voor de aandacht stelt, want ze zijn weggedaan door het werk van de Heer Jezus. Dat is de grondslag voor Zijn genadige handelen straks. Wat voor het volk pas straks waar zal zijn, mag jij nu al erkennen: de zekerheid van de vergeving van je zonden.

Hb 8:13. Na het uitvoerige en leerrijke citaat besluit de schrijver dit hoofdstuk met nog eens te zeggen wat hij vóór dit citaat in Hb 8:7 ook heeft gezegd. Daar spreekt hij over een “eerste” en een “tweede” (verbond), hier heeft hij het over een “nieuw” en een “oud” (verbond). Als je spreekt over ‘een nieuw’, verklaar je daarmee het vorige tot ‘oud’. Iets dat “oud” is, heeft zijn tijd gehad. Iets dat “verouderd” is, is het ook aan te zien, het is vergrijsd. Zo is het met het eerste verbond.

Er wordt nog aan toegevoegd dat het “dicht bij de verdwijning” is. Dit kan het best worden opgevat als een zinspeling op de aanstaande verwoesting van Jeruzalem in de dagen van het schrijven van de brief. In het jaar 70 zal die verwoesting gebeuren, waardoor het helemaal onmogelijk wordt nog iets van het oude verbond in stand te houden.

Lees nog eens Hebreeën 8:6-13.

Verwerking: Wat zijn de verschillen tussen het oude en het nieuwe verbond?

Copyright information for DutKingComments