Isaiah 1:25

Het oordeel dient tot reiniging

Jesaja plaatst de onrechtplegers tegenover “de Heere, de HEERE van de legermachten, de Machtige van Israël” (Js 1:24). Het is alsof de HEERE Zich in Zijn verontwaardiging over het onrecht van de leiders en het volk in de hele macht van Zijn Wezen verheft.

Het onderscheid tussen de namen die zijn vertaald met “Heere” en “HEERE”, is belangrijk en door het hele Oude Testament heen op te merken. Ook bij de verdere bestudering van het boek Jesaja is het noodzakelijk op dit onderscheid te letten. Telkens als in de Nederlandse vertaling het woord “Heere” staat, met kleine letters, is dat de vertaling van het Hebreeuwse woord Adonai. Met deze Naam wordt God aangeduid als de Gebieder, de Heer, de soevereine Gezaghebber.

Als er “HEERE” staat, met hoofdletters, is dat de vertaling van het Hebreeuwse woord Jahweh. Dat is de naam van God als de God van het verbond, de Naam die Zijn betrekking met de schepping en de mens en vooral met Zijn aardse volk aangeeft. De naam “HEERE” wordt voor het eerst in Genesis 2 genoemd, eerst in verbinding met de schepping en daarna in verbinding met de mens (Gn 2:4-22). In verbinding met Israël maakt Hij Zich met deze Naam aan hen bekend als Hij hen uit Egypte gaat bevrijden (Ex 6:1-8). Deze Naam geeft dan de bijzondere betrekking aan die Hij met dit volk aangaat.

“De Machtige van Israël”, een titel die Jesaja alleen hier gebruikt, kan de ontrouw van Zijn volk niet ongestraft laten. Hij is machtig om met hen die Hij “Mijn tegenstanders” noemt te handelen op een wijze dat Hij daar “troost” uit haalt. Troost is nodig bij verdriet. Hij heeft groot verdriet over hun afvalligheid. Zijn troost vindt Hij in het oordeel over hun afvalligheid, waardoor die van voor Zijn aangezicht wordt weggedaan.

Hij moet over Zijn tegenstanders en vijanden wraak oefenen. Maar let op. De tegenstanders en de vijanden zijn hier niet de Assyriërs, zoals het volk dat graag ziet, maar God spreekt hier over hen, Zijn volk! Met “Mijn tegenstanders” en “Mijn vijanden” bedoelt Hij hen. Zij, de opstandige Joden, zijn tegenstanders en vijanden van Zijn wet en Zijn regering.

Dat Hij Zich – letterlijk: Zijn hand – tegen Zijn volk keert, is bedoeld om hen te zuiveren van hun ongerechtigheden, zodat ze een zuiver zilver zullen zijn (Js 1:25). De goddeloze massa is schuim en tin geworden (vgl. Js 1:22). Dat schuim is waardeloos, en het tin lijkt wel edelmetaal, maar is nep. Beide elementen zal Hij wegdoen door het oordeel van het vuur. Wat overblijft, is een Godvrezend overblijfsel dat een welgevallen is voor Zijn hart (Zc 13:9a; Ml 3:2).

Copyright information for DutKingComments