Isaiah 10:28-34

De opmars van Assyrië

In de Js 10:28-34 worden eerst de opmars en daarna de vernedering van Assyrië in zijn strijd tegen Juda op aanschouwelijke wijze voorgesteld. Eerst wordt op een levendige manier de onstuitbare opmars van de vijand vanuit het noorden naar Jeruzalem beschreven. In de geest ziet de profeet dat hij via Efraïm het rijk Juda is binnengevallen.

“Ajath”, “Migron” en “Michmas” worden veroverd (Js 10:28). Ajath (Ai genoemd in Jz 7:2 en Aja in Ne 11:31) is de meest noordelijke van de plaatsen uit de Js 10:28-32. Ajath ligt op de grens tussen Efraïm en Benjamin, zo’n vijftien kilometer ten noorden van Jeruzalem. Migron en Michmas liggen enkele kilometers ten zuiden van Ajath. Om de bergpas – een heel steile wadi – over te kunnen steken moet de “uitrusting” (de bagage) in Michmas worden afgelegd. In “Geba”, direct aan de andere zijde van de wadi, brengen ze de nacht door (Js 10:29). Het bericht van hun opmars veroorzaakt paniek in het hele gebied ten noorden van Jeruzalem.

De profeet is zó bij dit tafereel betrokken, dat hij de ene plaats oproept het uit te gillen en een andere plaats waarschuwt met de uitroep: “Sla er acht op!” (Js 10:30). Over weer een andere plaats, die mogelijk al onder de voet is gelopen, kan hij slechts een diep medelijden uiten: “Arm Anathoth!” Hij ziet hoe de inwoners van weer andere plaatsen een goed heenkomen trachten te zoeken (Js 10:31).

Nog dezelfde dag bereiken de Assyrische legers “Nob” (Js 10:32). Daar gaan zij in stelling liggen. Nob is waarschijnlijk de tegenwoordige berg Scopus, enkele kilometers ten noordoosten van Jeruzalem, direct ten noorden van de Olijfberg. Van hieruit “zwaait” de vijand “met zijn vuist”. De hele veldtocht is gesmeerd verlopen. Er rest alleen de voltooiing ervan: de inname van Jeruzalem. Hij staat op het punt “de dochter van Sion, de heuvel van Jeruzalem” de dodelijke slag toe te brengen. Maar het leger van Assyrië houdt geen rekening met de HEERE Die terugkomt in Jeruzalem. Dat zien we in de volgende verzen.

De legers van Assyrië verdelgd

Vlak voor het moment dat de koning van Assyrië meent Jeruzalem in te nemen, verschijnt er Iemand op het toneel met Wie hij geen rekening heeft gehouden. Deze zwaait ook met Zijn hand en slaat hem neer (Js 10:33). Opnieuw stelt de profeet de Assyrische wereldmacht voor als een bergwoud met hoge bomen (Js 10:18) en plaatst deze wereldmacht tegenover “de Heere, de HEERE van de legermachten” Die met vervaarlijke kracht deze “statige [woud]reuzen” omhakt.

Eerst heeft Hij Assyrië als Zijn bijl gebruikt om Zijn volk te slaan (Js 10:15). Nu hanteert Hij Zelf de bijl om Assyrië te slaan. Onder de machtige slagen van Goddelijke kracht zinkt dit trotse rijk, dat zich als de ceders van de Libanon heeft verheven, ineen (Js 10:34). Hij heeft zichzelf “een machtige” (Js 10:13) genoemd. Nu valt hij onder de slagen van Hem Die alleen en met recht “de Machtige” kan worden genoemd.

De eerste vervulling hiervan vindt plaats in de dagen van Hizkia (Js 37:36). De eindvervulling vindt plaats aan het einde van de tijd (Dn 11:45). In beide gevallen bedoelt de profetie voor te stellen dat door Gods kracht de hoogheid van de mens wordt vernederd en er aan diens rijk een einde wordt gemaakt. Daardoor wordt de weg vrijgemaakt voor het rijk van God. Dat is het onderwerp van het volgende hoofdstuk.

Copyright information for DutKingComments