Isaiah 40:29-31

De eeuwige God geeft de moede kracht

Als God zo machtig verheven is boven de schepping, Zijn schepping, zou Hij dan hen niet kunnen helpen die in nood zijn? Zouden we ons zorgen maken over de plannen van regeerders op aarde, als Hij hen bestuurt? Daarom komt nu een boodschap van troost voor het overblijfsel dat profetisch hun ervaringen vertelt waar ze doorheen gaan in de tijd van de grote verdrukking (Js 40:27).

Het gelovig overblijfsel wordt hier aangesproken eerst als Jakob en dan als Israël. Dat is om hen te herinneren aan hun ontstaan, aan de ontmoeting van hun stamvader met de HEERE in Pniël (Gn 32:24-31). Die ontmoeting heeft Jakobs leven veranderd. Daar wordt hij van een ‘hielenlichter’ – de betekenis van de naam Jakob – een ‘vorst of strijder Gods’ – de betekenis van de naam Israël. En wanneer gebeurt dat? Dat gebeurt op het moment dat hij om genade smeekt (Hs 12:5).

Het heeft erop geleken dat God hen had prijsgegeven aan de vijand en niet meer aan hen dacht. Ze hebben gedacht dat hun weg, die door de grote verdrukking heen heeft gevoerd, voor Hem verborgen was of door Hem over het hoofd werd gezien. Maar zou Hij, Die de planeten hun weg wijst, niet de weg kennen die de Zijnen gaan? Ze hebben gemeend dat Hij geen oog had voor hun recht en dat Hij hen had overgeleverd aan vijanden die vol van onrecht zijn. Maar zou Hij, die machthebbers en regeerders wegblaast, Zijn overblijfsel dat op Hem vertrouwt het recht onthouden?

De overwegingen die in dit vers tot uitdrukking komen, kunnen ook wij hebben. We vragen ons af: ‘Waarom laat God het toe? Ontbreekt het Hem aan kracht? Heeft Hij geen belangstelling voor ons?’

De gedachte dat Hij hen aan hun lot zou overlaten, is ongegrond. Daarvan moet ook de dubbele vraag van Js 40:28, dezelfde als in Js 40:21, hen overtuigen. Als wij onder de druk van de omstandigheden door wanhoop worden overvallen, moeten we weer de hand leggen op de feiten die we hebben aanvaard toen we tot geloof kwamen. Ook mogen we moed putten uit onze ervaringen van Gods barmhartigheden bij eerdere gelegenheden. Hij, de Schepper van alle dingen, “is gisteren en heden Dezelfde en tot in eeuwigheid” (Hb 13:8).

Met dezelfde kracht waarmee Hij de werelden heeft geschapen, staat Hij ons ter beschikking. Hij raakt nooit vermoeid, laat staan oververmoeid. Ook Zijn verstand is ondoorgrondelijk en daarom kent Hij ook ons en onze omstandigheden. Onze grootste beproevingen, of ze nu uit onszelf of van buiten ons komen, kent Hij niet alleen, maar ze staan onder Zijn absolute controle. Hij bepaalt in Zijn wijsheid de tijd en wijze van Zijn tussenkomst en onze bevrijding en dat is anders en hoger dan onze wijsheid.

In plaats van moe te worden geeft Hij kracht aan de vermoeiden (Js 40:29). Wat wij moeten doen, is ons hart openstellen om kracht te ontvangen. Hij staat altijd klaar om die aan ons te geven als we beproeving ondergaan. Dan maakt Hij tijden van beproeving tot tijden van zegen. Zijn doel is dat wij ons bewust zijn van onze eigen machteloosheid, zodat we een beroep doen op Zijn kracht in plaats van wanhopig te worden onder de verdrukking.

Zelfs de sterkste kan er niet zeker van zijn dat hij altijd van vermoeidheid gevrijwaard zal zijn (Js 40:30). Die vermoeidheid kan overgaan in moedeloosheid als het uitzicht op uitredding en het zicht op de Redder worden belemmerd. Ook kan een obstakel op zijn weg hem laten struikelen. Door een plotselinge gebeurtenis kan er neerslachtigheid komen. De enige kracht die onuitputtelijk is en voor struikelen en vallen bewaart, is het verwachtend opzien naar de HEERE (Js 40:31).

Het wachten op de Heer is niet slechts een kwestie van geduld of zelfs van verlangen, maar vooral dat onze hoop op Zijn uitkomst wordt gekenmerkt door vertrouwen. Dan gaan we “van kracht tot kracht” (Ps 84:6-8), waarbij we voortdurend uit de bron van Zijn kracht putten. Met vleugels verheffen we ons boven de moeilijkheden, om boven de mist en duisternis van de aarde uit te stijgen en te komen in het heldere zonlicht van Gods tegenwoordigheid.

Een kenmerk van “arenden” is dat hun verendek regelmatig wordt vernieuwd. Dat is mooi beeld van het putten van nieuwe kracht door hen die de HEERE verwachten (vgl. Ps 103:5). Andere kenmerken van een arend zijn snelheid, scherpe reuk en een scherp oog. Het omhoog gaan is dan ook niet alleen dat we ons verheffen boven de moeilijkheden, maar ook dat we snel inzicht krijgen in de wil en de weg van God met een scherpe blik op Hem Zelf door het geloof. Als dat onze verwachting is, zullen we “snel lopen”, wat inspanning veronderstelt, maar “niet afgemat worden”. We zullen ook “lopen” of wandelen, wat gemeenschap veronderstelt en daarvan “niet moe worden”.

Copyright information for DutKingComments