Isaiah 8:7

Assyrië valt Juda binnen

Wat in de Js 8:1-4 staat, is goed nieuws voor Achaz. Er zal voor hem spoedig roof en buit zijn te halen bij de vijanden waar hij zo bang voor is. Maar de HEERE gaat voort met spreken met een nieuwe en ook verrassende mededeling (Js 8:5). De profetie heeft namelijk nog een aspect, waarin niet direct een bemoediging voor Achaz ligt. Hij krijgt te horen dat het succes van de koning van Assyrië de opstap zal zijn om Juda aan te vallen.

De koning van Assyrië zal dat doen, omdat “dit volk … de zacht stromende wateren van Siloah” heeft versmaad (Js 8:6). Siloah is een beekje dat voortkomt uit de bron Gihon van de berg Sion en Jeruzalem van water voorziet. Het beekje eindigt bij de vijver Siloam.

Jesaja gebruikt symbolische taal die een geestelijke boodschap bevat. Het volk heeft versmaad wat God in goedheid en genade aan verkwikking tot hen heeft gezonden – “Siloah” betekent ‘uitgezonden’ (Jh 9:7). Die verkwikking is gezonden in de beloften van God van de troon en het nageslacht van David. In plaats van te rekenen op die beloften hebben ze hun hoop op aardse machten gevestigd. Israël steunt immers op Syrië, terwijl Juda op Assyrië steunt.

Bovenal ziet ‘Siloah’ op de Zoon Die door de Vader is gezonden. Hoe zacht zijn er door Hem goedheid en genade in deze wereld gestroomd. Waar deze stroom kwam, bracht hij leven en genezing. Toch werd deze ‘zacht stromende’ rivier van leven en zegen verworpen. Het kruis is daarvan het bewijs. Nu stromen de wateren van Siloah in de Schriften en kan ervan worden gedronken door ieder die dorst heeft (Jh 7:37-38). Helaas moet worden geconstateerd dat deze ‘wateren van Siloah’, het evangelie van de genade van God, ook nu worden versmaad en verworpen.

Israël, met de zoon van Remalia aan het hoofd, is een bondgenootschap aangegaan met Rezin, de koning van Syrië (Js 7:1). Beiden verheugen ze zich daarover. Maar het lachen zal hun vergaan. Juda vertrouwt op de steun van Assyrië. Er kan overigens ook vertaald worden dat ‘er vreugde is over Rezin’ enzovoort. De betekenis is dan dat Juda zich verheugt over de door Jesaja aangekondigde mislukking van het plan dat de bondgenoten hebben gesmeed om Juda te veroveren. In elk geval is het een misplaatste vreugde.

Zowel Juda als Israël met Syrië zullen door toedoen van “de Heere” (Adonai), de soevereine Heerser, overweldigd worden door de koning van Assyrië (Js 8:7; Js 7:16-17). De koning van Assyrië wordt vergeleken met “machtige, geweldige wateren” die “over al zijn oevers heenstromen”, wat de tegenstelling met de in het vorige vers genoemde “zacht stromende wateren van Siloah” accentueert. Nu ze de zacht stromende wateren van leven en verkwikking hebben veracht, zullen ze de verwoestende wateren van dood en verderf leren kennen. “De rivier” is de gebruikelijke aanduiding voor de Eufraat, waarachter Assyrië ligt.

Toch zal er verschil zijn tussen de overstroming van Israël en die van Juda. Juda zal wel grotendeels worden “overspoeld”, maar niet in zijn geheel. Het is “tot aan de hals” (Js 8:8). Jesaja ziet het voor zijn geestesoog gebeuren. Hij voelt de benauwdheid als het water tot aan de hals komt. De komst van Assyrië in het land lijkt voor hem ook op de komst van een enorme roofvogel die zijn vleugels over het land uitspreidt om het tot zijn prooi te maken. Overmand door benauwdheid richt hij zich in zijn grote nood plotseling tot de HEERE met de uitroep dat het toch gaat om “Uw land … Immanuel!”.

Het is in de eerste plaats “Uw land”, dat is het land van de HEERE. Immanuel is de HEERE Zelf. Hij is de reden waarom Jeruzalem gespaard zal blijven en dat de stad in de toekomst verlost zal worden. De uitroep van Jesaja is de roep om de Messias, want Hij alleen kan uitkomst geven. Hij is Immanuel, God met ons.

Copyright information for DutKingComments