Jeremiah 26:11

Arrestatie en veroordeling van Jeremia

Het gezelschap van luisteraars dat zich in de voorhof van de tempel bevindt, hoort Jeremia spreken (Jr 26:7). We zouden denken dat een dergelijk gezelschap van aanbidders openstaat voor het woord van de HEERE. Het tegendeel is echter het geval. Ze zijn ten diepste beledigd. Ze laten Jeremia uitspreken, maar dan grijpen ze hem, terwijl ze roepen dat hij zeker zal sterven (Jr 26:8). Nog voordat het proces is gevoerd, staat de veroordeling al vast. De priesters en de profeten staan hierbij vooraan. Zij die het volk moeten voorgaan in het dienen van de HEERE, gaan het volk voor in het verwerpen van Zijn profeet. Voor hen allen is Jeremia een valse profeet en ze willen hem als zodanig berechten (vgl. Dt 18:20). Zo is het ook met de Heer Jezus gegaan.

De aanklacht wordt direct geuit door de priesters en de profeten. Ze vinden het ontoelaatbaar dat Jeremia de teloorgang van de tempel en de stad, hun nationale trots, heeft aangekondigd (Jr 26:9). Hij heeft het zelfs gewaagd dit in de Naam van de HEERE te doen. Zoiets kan nooit van de HEERE zijn, zo beweren ze. Over de oproep van Jeremia om zich te bekeren reppen ze met geen woord.

Dan lezen we voor de eerste, maar niet de laatste keer dat het leven van Jeremia wordt bedreigd. De hele woedende menigte komt op hem af, wat een angstaanjagende ervaring voor hem moet zijn. Ook Paulus en Stéfanus en bovenal de Heer Jezus hebben te midden van woede menigten gestaan die hen in hun godsdienstige fanatisme wilden vermoorden. Bij Stéfanus zijn zijn woorden over de tempel voor de leiders van het volk doorslaggevend in het besluit hem om ter dood te brengen (Hd 6:13).

De politieke leiders van het volk horen het rumoer en komen uit het huis van de koning naar de tempel (Jr 26:10; vgl. Hd 21:31-32). Ze nemen plaats in de nieuwe poort van de tempel om recht te spreken (vgl. Dt 21:18-19; Ru 4:1-11). De priesters en profeten richten zich tot de vorsten en het hele volk en eisen dat Jeremia gedood wordt, want hij heeft hun nationale trots gekrenkt (Jr 26:11). Dat vraagt toch niet om nadere uitleg, want de vorsten hebben het toch zelf gehoord?

Copyright information for DutKingComments