Jeremiah 31:1

Gods barmhartigheid voor Efraïm

“In die tijd” (Jr 31:1) is weer de bekende uitdrukking voor de eindtijd (vgl. Jr 30:24). Dan zal de HEERE de God van Zijn volk zijn dat hier voorgesteld wordt als “al de geslachten van Israël”, dat zijn de twaalf stammen en niet alleen Juda. Dat heeft betrekking op al de geslachten door de tijden heen, maar ook op al de geslachten op dat moment. God zal hen dan met vreugde als Zijn volk erkennen. Zij zullen dan op Hem gericht zijn en geen andere goden meer dienen.

Het volk dat er dan zal zijn, is een volk dat door genade bewaard is (Jr 31:2). Velen van hen zijn door het zwaard van de Assyriërs en de Babyloniërs gevallen. Er zijn er ook die daaraan zijn ontkomen. Dat heeft de genade gewerkt. Zij hebben allen hetzelfde oordeel verdiend. Zij hebben genade gevonden in de woestijn van hun ballingschap (Jr 16:14-15; Jr 23:7-8).

De reden van Zijn genade is Zijn eeuwige liefde (Jr 31:3; Hs 11:4; Zf 3:17). De gelovige ziet die al van verre tijden af, want de HEERE laat dat aan Zijn uitverkorenen zien. Vanwege die eeuwige liefde heeft Hij Zijn volk “getrokken met goedertierenheid”. We zien hoe God Zich uit in genade, liefde en goedertierenheid. Voor het volk is dat een eerste keer bij de Sinaï gebeurd. Daar is de band tussen God en Zijn volk begonnen (Jr 2:1-3).

In Zijn liefde zal Hij Zijn volk weer bouwen en zullen ze gebouwd worden (Jr 31:4). Hij doet het en zij zullen het beleven. Hij maakt Zijn belofte waar. Dat doet Hij aan de “maagd Israël”. Zij zullen als een nieuw volk zijn dat in een onbesmette relatie tot Hem staat en Hem trouw is. Van eerdere ontrouw is geen sprake. Hij begint de geschiedenis opnieuw, als het ware met een nieuwe uittocht onder muziek en gezang zoals destijds, toen ze uit Egypte wegtrokken. “Tamboerijnen” en “reidans” zijn kenmerkend voor tijden van vreugde (vgl. Ex 15:20). Deze vreugde-uitingen staan tegenover het verdriet van de ballingschap (Ps 137:1).

De condities waaronder dat nieuwe Israël zal worden gebouwd, zijn die van muziek en dans. Er is vrolijkheid alom. Het is als de thuiskomst van de verloren zoon (Lk 15:25-27). Ze zullen zich “opnieuw” omgeven met muziek en “opnieuw” hun vreugde uiten. Die tijd is ook een tijd van hernieuwde welvaart. “Opnieuw” zullen ze het land beplanten met vruchten die spreken van vreugde, “wijngaarden”, en de vrucht ervan zullen ze zelf genieten (Jr 31:5).

Die tijd is de tijd van het herstel van de eenheid van het volk. Wat de wachters roepen, bewijst dat de breuk in het rijk, die vele eeuwen heeft geduurd, geheeld is (Jr 31:6). De wachters staan in Efraïm, het tienstammenrijk, en roepen op om naar Sion in het tweestammenrijk te gaan. Want daar is “de HEERE, onze God”. Van enige jaloersheid tussen de beide rijken is dan geen sprake meer.

Copyright information for DutKingComments