Job 19:18

Veracht door de mensen

In dit gedeelte gaat Job over van Gods vijandschap tegenover hem naar de afschuw van de mensen tegenover hem. Na zijn totale afbraak voelt hij zich door iedereen in de steek gelaten. Ook hiervan zegt hij dat het iets is wat God hem aandoet. Veel van wat hij zegt over de houding van de mensen tegenover hem, kunnen we toepassen op wat mensen de Heer Jezus hebben aangedaan en hoe ze Hem hebben beschouwd. De Heer is naar waarheid van allen verlaten geweest. Job ziet geen verklaring voor wat mensen hem aandoen, maar de Heer wist volmaakt waarom Hij zo werd behandeld en waarom men Hem zo beschouwde.

Het is een grote kwelling dat zij van wie je steun zou mogen verwachten, onbereikbaar voor je zijn geworden als je intens lijdt. Ze komen niet meer naar je toe, maar laten je vallen. En als ze naar je toe komen, voel je toch een enorme afstand omdat ze je niet begrijpen, niet kunnen meelijden of zelfs met raadgevingen komen die je pijn doen. God laat toe dat we teleurgesteld worden in ons vertrouwen op onze relaties, ook in de meest intieme, om ons te leren alleen op Hem ons vertrouwen te stellen. Als Hij dat doel heeft bereikt, openbaart Hij Zich aan ons.

Broers of broeders, die er altijd voor je waren, op wie je kon rekenen juist in tijden van nood, laten het afweten (Jb 19:13). Zijn vrienden, “wie mij kennen”, doen alsof hij een vreemde voor hen is (vgl. Ps 69:9). Deze broeders en vrienden hebben niets van de broeder en vriend van wie Salomo zegt: “Een vriend heeft te allen tijde lief, en een broeder wordt in benauwdheid geboren” (Sp 17:17). Een echte vriend heeft niet alleen lief als het goed met je gaat, maar ook als het slecht met je gaat. In tijden van nood zal die vriend een broeder worden, iemand die als een familielid de last zal helpen dragen (vgl. Gl 6:2). Het volmaakte voorbeeld hiervan is de Heer Jezus. Hij is zo voor ons en stelt ons nooit teleur.

Job is volledig aan lager wal geraakt. Daarom zoeken zijn naaste familieleden hem niet meer op (Jb 19:14). Ze willen niet in het gezelschap van zo’n man gezien worden. Ze schamen zich voor hem. Zijn bekenden denken zelfs niet meer aan hem en vergeten hem. Er zijn belangrijkere dingen te doen dan zich bezig te houden met iemand die zichzelf zo in de nesten heeft gewerkt. Zolang het iemand goed gaat en er enige eer of voordeel mee te behalen is een bezoekje te brengen, doen we dat. Maar als er iets als medelijden wordt gevraagd, laten we het afweten. We kunnen niet goed met lijden van anderen omgaan.

Door zijn huisgenoten en slavinnen wordt Job als een vreemde beschouwd, als iemand die niet bij hen hoort (Jb 19:15). Ze boden hem niet alleen geen hulp, maar verbraken hun relatie met hem. Het gaat hier om hen die hem in de periode van voorspoed in het dagelijks leven van nabij hebben meegemaakt. Nu staren ze hem aan alsof ze hem nog nooit hebben gezien, als iemand die uit een ander land komt, met een andere taal en andere gewoonten.

De dienaar die vroeger zijn opdrachten gewillig en trouw uitvoerde, is nu doof voor de stem van Job als deze hem bij zich roept (Jb 19:16). Hij antwoordt niet en doet alsof Job lucht voor hem is. Waarom zou hij Job nog dienen? Job kan hem niets meer geven, geen beloning en geen straf. Vroeger kon een hand- of hoofdbeweging genoeg zijn om de dienaar iets te laten doen. Nu moet Job zijn mond gebruiken om iets van zijn dienaar gedaan te krijgen. En in plaats van hem te bevelen vernedert Job zich ertoe zijn dienaar te smeken.

Jobs vrouw is blijkbaar bij hem gebleven, al is ze niet, wat een vrouw behoort te zijn, een hulp voor haar man (Jb 19:17). Ook zij ziet hem als een voorwerp van Gods ongenoegen en laat hem alleen in zijn lijden. Ze blijft op een afstand, waardoor ze zijn adem niet kan ruiken. De liefde die er tussen haar en Job was, is verkoeld. Het is uiterst tragisch als in een huwelijk een tragedie die een van beide echtelieden treft, verwijdering veroorzaakt. Nood zou juist tot een grotere eenheid tussen man en vrouw moeten voeren.

Met “de kinderen van mijn buik” kunnen niet Jobs eigen kinderen worden bedoeld. Die zijn immers allemaal gestorven. Met “mijn buik” bedoelt Job vermoedelijk de buik van zijn moeder, waaruit hij is geboren. “De kinderen” zijn dan zijn broers en zussen. Zij knijpen de neus voor hem dicht, zo stinkt hij vanwege de etterende wonden die zijn lichaam bedekken.

Jonge kinderen verachten hem (Jb 19:18). Kleine kinderen zijn geneigd om mismaakte mensen aan te staren en met een boog om hen heen te lopen. Dat is meer uit bangheid dan uit verachting. Jonge kinderen kunnen iemand verachten en respectloos behandelen vanwege diens uiterlijk (vgl. 2Kn 2:23). Job moet er afzichtelijk, afstotelijk, hebben uitgezien. Als hij opstond, toonden ze geen eerbied, maar begonnen ze hem tegen te spreken, misschien wel hem uit te jouwen. Jonge kinderen kunnen genadeloos hard zijn tegenover de zwakken en kwetsbaren in de samenleving. Wat is het belangrijk dat ouders hun kinderen respect voor ieder mens als mens, als schepsel van God, bijbrengen, naar de opdracht: “Eert allen” (1Pt 2:17; vgl. Jk 3:8-11).

Ook alle mensen met wie Job een vertrouwelijke band had, met wie hij in vertrouwen zaken deelde om te horen wat zij ervan vonden, hebben hem vol afschuw de rug toegekeerd (Jb 19:19). Met enkele mensen had hij een bijzondere band, een liefdeband. Dat gaat verder dan een vertrouwelijke band. De mensen die hij liefhad, zijn nu zijn tegenstanders geworden. Ze hebben zich tegen hem gekeerd. Liefde wordt beantwoord met tegenstand (vgl. Ps 109:4). Dat is wel heel smartelijk.

Job is zozeer vermagerd, dat hij nog minder dan ‘vel over been’ is geworden (Jb 19:20; vgl. Kl 4:8). Zijn beenderen steken door zijn huid en zijn vlees heen. Delen van zijn huid en zijn vlees zijn weggeteerd. Hij is gereduceerd tot een skelet. Het enige wat hem is overgebleven, is zijn tandvlees. Daar kan hij nog wat op kauwen.

Copyright information for DutKingComments