Job 38:11

De grenzen van de zee

In deze verzen verandert God van onderwerp. Hij gaat van de aarde over naar de zee en stelt Job daarover enkele vragen. In die vragen laat Hij zien dat Hij zowel de Maker als de Meester ervan is. Hij beheerst en controleert de zee. De oorsprong van de aarde is door God vergeleken met het bouwen van een huis. Voor de oorsprong van de zee gebruikt Hij het beeld van een geboorte (Jb 38:8) en wel van een onstuimige geboorte. Direct bij de geboorte toont de zee haar temperament van wildheid en woestheid die door God beteugeld moet worden.

God stelt over de zee verder geen vragen aan Job, maar beschrijft Zijn handelwijze ermee. Daaruit blijkt Zijn volkomen beheersing ervan en ook Zijn zorg ervoor. Hij vergelijkt de zee zelfs met een pasgeboren kind dat helemaal van Zijn verzorging afhankelijk is (vgl. Ez 16:2-4). Hij bekleedt de zee met “een wolk” en geeft haar “de donkere [wolken] als haar omslagdoek” (Jb 38:9). Deze kleding geeft een uiterlijk dat de dreiging vergroot die altijd al voor de mens van de zee is uitgegaan. Het maakt hem nog meer bewust van zijn machteloosheid en nietigheid tegenover die macht vol dreiging.

Als er door God geen paal en perk aan de zee wordt gesteld en Hij die niet controleert (Jb 38:10), kan niemand de zee verhinderen een alles verwoestend werk te doen. Geweldige overstromingen door stormen, tsunami’s en springvloeden zijn daarvan indrukwekkende bewijzen. Op de verschrikkelijkste manier woedde het water toen God een wereldwijde zondvloed als oordeel over de aarde gebruikte (Gn 7:11; Gn 8:2).

Is er een mens die de zee kan temmen of begrenzen? De mens kan met zijn bekwaamheden allerlei voorzieningen treffen om een watersnoodramp te voorkomen, zoals de enorme Deltawerken, tot bescherming van zijn kusten. Maar een garantie dat een nieuwe watersnoodramp uitgesloten is, kunnen zelfs zulke meesterlijke prestaties niet geven. Alleen God heeft de macht het water een halt toe te roepen. Hij heeft grenzen gesteld en grendels en deuren geplaatst, zodat zij niet zonder Zijn wil buiten de gestelde grenzen gaat (vgl. Ps 104:9-10; Jr 5:22; Sp 8:29).

God verliest nooit de controle over de zee (Jb 38:11). Hij kan incidenteel toelaten dat de zee die grenzen doorbreekt. Dan opent Hij de deuren om de mens aan zijn totale onvermogen te herinneren om ook maar enige invloed op de verwoestende massa en de kracht van het water uit te oefenen. Daarna verzamelt Hij de wateren weer in de door Hem daarvoor bestemde bewaarplaatsen (Ps 33:7) en brengt ze tot rust.

God heerst over de zee eenvoudig daardoor dat Hij tegen de zee “zei”, dat wil zeggen door Zijn woord. De wateren gehoorzamen het woord van God (2Pt 3:5-6). Hij spreekt tot hen alsof ze als persoon voor Hem staan, met een eigen, opstandige wil, en aan wie Hij laat weten wat hun grens is om zich daaraan te houden.

Als God de volkomen controle heeft over de zee, welk recht heeft de mens dan, die de zee niet heeft doen ontstaan en die ook niet kan controleren, om God te bekritiseren over de manier waarop Hij daarmee omgaat? We kunnen dit toepassen op de beproevingen en moeiten die het leven van een gelovige kunnen treffen. Ze komen niet toevallig over hem, maar komen voort uit ‘de schoot van Gods raad’ voor hem. Tegelijk is en blijft God ook in de beproevingen bij ons (Js 43:2). Hij heeft aan de nood en ellende een grens gesteld, zodat de gelovige er niet aan ten onder gaat (1Ko 10:13). Hij houdt met Zijn beproevingen de hoogmoed van de mensen in toom, zoals Hij de hoogmoed van de wateren in toom houdt.

Er is één moment in de geschiedenis geweest, waarin God alle grendels en deuren heeft weggehaald, waardoor een grenzeloze ellende over Iemand is gekomen. Dat is geweest toen de Heer Jezus in de drie uren van duisternis op het kruis tot zonde werd gemaakt. Toen riep Hij het uit: “Watervloed roept tot watervloed, terwijl Uw waterkolken bruisen; al Uw baren en Uw golven zijn over Mij heen gegaan” (Ps 42:8). Hij werd daar ondergedompeld in de toorn van God over de zonde. Wat dat voor Hem betekende, kunnen wij niet peilen. Wel zullen wij Hem er eeuwig voor aanbidden dat Hij voor ons Gods toorn over de zonde onderging.

Copyright information for DutKingComments