Job 38:26

Het weer

God wijst Job op “de schatkamers van de sneeuw” en “de schatkamers van de hagel” (Jb 38:22). De schatkamers zijn de wolken. Er zijn daarin geen voorraden sneeuw en hagel aanwezig, maar wel de waterdamp om ze te vormen. God hoeft alleen maar de weersomstandigheden te besturen om in de wolken sneeuw en hagel te laten ontstaan. Heeft Job er al eens een kijkje in genomen om te zien hoe ze gemaakt worden?

We weten nu natuurkundig hoe sneeuw en hagel ontstaan, maar weten we hoe het komt dat de weersomstandigheden zo zijn dat ze kunnen ontstaan? De mens weet al veel over weersverschijnselen, maar is er nog ver van verwijderd alle verschijnselen te begrijpen, laat staan ze te veroorzaken of te verhinderen.

Het gebruik dat God van natuurgeweld maakt, licht Hij voor Job toe in Zijn gebruik van de hagel. Hij licht hem in over het doel dat Hij daarmee heeft (Jb 38:23). Aan dat aspect denkt een mens al helemaal niet. God zegt hier dat Hij ze bewaart om daardoor “een tijd van benauwdheid” over Zijn volk te brengen en hen daardoor tot bekering op te roepen. Dan gebruikt Hij de hagel als tuchtroede. Hij zal de hagel ook inzetten op “een dag van strijd en oorlog” om de vijanden van Zijn volk te oordelen en Zijn volk te bevrijden. We hebben daarvan enkele voorbeelden in de Schrift (Ex 9:23; Jz 10:11; Ps 18:13-14; Js 28:17; Ez 13:13; Op 16:21).

Kan Job ook zeggen waarheen de weg is waar het licht zich verdeelt (Jb 38:24)? Als het dag wordt, verdeelt het licht zich op aarde. Het lijkt vanuit een verzamelplaats in het oosten te komen en zich dan ineens over de aarde te verspreiden. Kan Job er iets over zeggen hoe dat in zijn werk gaat? Weet hij waarom het in het ene seizoen op het ene halfrond van de aarde steeds langer dag is en in hetzelfde seizoen op het andere halfrond steeds korter dag is? Op de Noordpool en op de Zuidpool is het zelfs zo, dat het afwisselend zes maanden dag en zes maanden nacht is. De mens kan dat constateren en door studie van de natuurwetten ook aangeven hoe het proces verloopt, maar de oorzaak ervan waardoor dat proces zich precies voltrekt, is alleen bij God bekend.

Wat voor het daglicht geldt, geldt ook voor de oostenwind. De oostenwind waait uit de richting van waar de zon opkomt. Hij neemt de hitte van de zon mee en verspreidt die over de aarde. Waardoor de wind gaat waaien, is ook natuurkundig uit te leggen. Daardoor is het ook redelijk voorspelbaar uit welke hoek de wind zal waaien en met welke kracht. Het feit dat deze wind uit het oosten komt, zegt iets over de windrichting, maar niet welke weg de wind neemt. Het blijft een raadsel hoe de wind zich verspreidt. Niemand weet van de wind “waar hij vandaan komt en waar hij heengaat” (Jh 3:8).

In Jb 38:25 spreekt God over het klieven van een waterloop voor de stortvloed. Dit is ook weer prachtige beeldspraak, waarmee God aansluit bij het spraakgebruik dat onder de mensen gebruikelijk is. Mensen graven geulen om een grote hoeveelheid water naar plaatsen te dirigeren waar het nodig is. Maar wie graaft die waterloop in de lucht om de watermassa van de stortvloed te verspreiden? Dat kan geen mens doen, maar voor God is dat een kleinigheid. Hij “klieft” de wolken, waardoor zij breken. Op die manier laat Hij de stortvloed op diverse plaatsen neerkomen.

Heeft Job ook een idee wie een weg klieft voor het weerlicht van de donder? God stelt het zo voor, dat er voor de bliksem een pad in de donkere wolk wordt geopend. De bliksem lijkt ineens door de donkere wolk heen te breken. Alsof de weg is vrijgemaakt van hindernissen, volgt hij een zigzag koers door de lucht naar beneden. De vraag is wie hem de vrijheid geeft en zijn weg heeft klaargemaakt die hij vervolgens gaat. Wie anders kan dat zijn dan de Almachtige?

Het openbreken van de wolken heeft een doel. Het is “om het te laten regenen op het land, [waar] niemand is, [op] de woestijn, waarin geen mens is” (Jb 38:26). Dit kan in onze ogen een zinloze actie zijn, een verspilling van kostbare regen die elders zo hard nodig is. Een dergelijke beoordeling bewijst onze kortzichtigheid. Dan zijn wij net als Job bezig en beoordelen wij God. Net als Job spreken we dan “woorden zonder kennis”.

In Jb 38:27 verklaart God waarom Hij dat doet. Het gebied waar geen mens is, is een gebied van “verwoesting en vernietiging”. Deze omschrijving geeft aan dat het een uitzonderlijk verlaten gebied is, verlaten van mensen, maar niet van God. Als er geen mensen zijn om dat woeste gebied te bewerken, neemt Hij Zelf de zorg ervoor op Zich. Hij verzadigt het met water, want er is daar opkomend groen. Dat groen dient als voedsel voor de dieren die daar zijn (vgl. Ps 104:13-14). God zorgt niet alleen voor de mensen, maar ook voor de dieren in de woestijn.

God vraagt Job of de regen een vader heeft (Jb 38:28). Daarmee bedoelt Hij of Job weet wat de oorsprong van de regen is, wie ervoor zorgt dat het gaat regenen. En weet Job soms wie de ontelbare druppels van de dauw voortbrengt? Het een noch het ander is mensenwerk. Mensen kunnen ook niet verklaren hoe ze ontstaan. Voor het geloof is het eenvoudig. De Godvrezende belijdt dat als volgt: “Zijn er onder de nietige [afgoden] van de heidenvolken die het laten regenen, of kan de hemel regendruppels geven? Bent U dat niet, de HEERE, onze God? Wij zien naar U uit, want al deze dingen doet U!” (Jr 14:22).

God is de vader of verwekker van de regen en Hij is ook de moeder van de druppels van de dauw. In deze zelfde zin spreekt God ook over het ontstaan van de natuurverschijnselen “ijs” en “rijp” (Jb 38:29). Beide zijn de tegenhangers van de regen en de dauw. De hagelstenen zijn in de lucht bevroren regen en vallen op de grond. De rijp ontstaat door bevriezing van dauw waardoor ijskristallen ontstaan. Dat is een prachtig gezicht en levert schitterende plaatjes op.

Is er iemand in staat de rijp op alle bomen te leggen? Het is het werk van God alleen. Hij stelt het voor alsof Hij de moeder daarvan is. Uit Zijn buik komt het ijs naar buiten en Hij baart de rijp van de hemel. Het gevolg is dat “het water … hard als steen” wordt en “het oppervlak van de watervloed … vastgevroren” raakt (Jb 38:30; Jb 37:10).

Wij zijn zo gewend aan de idee dat er ijs op het water komt als de temperatuur onder het vriespunt daalt, dat het wonder ervan ons ontgaat en nog meer dat we er niet aan denken Wie dat doet. Maar is het niet een groot mysterie dat in korte tijd een vloeibare watermassa verborgen wordt onder een laag ijs? Welke geschapen macht is in staat een zo grote verandering aan te brengen en dat zonder enig geluid te maken? Dit kan alleen een almachtige Schepper, Die hierin op onhoorbare wijze Zijn kracht toont. Het water waar eerst schepen doorheen voeren, wordt nu zo hard als een steen waardoor men eroverheen kan lopen, zelfs met zware lasten.

Copyright information for DutKingComments