Job 39:13-18

Nederlandse verzen (16-21)

De struisvogel

Nog een dier dat God aan Job presenteert, is de struisvogel (Jb 39:16). Over dit dier stelt God geen vragen aan Job, maar Hij beschrijft het. Hoewel God geen vragen stelt, kan naar aanleiding van de beschrijving wel de vraag rijzen waarom God de struisvogel heeft geschapen. Het is de grootste, vandaag levende vogel. Met een gewicht dat tot honderdvijftig kilo kan oplopen, is de struisvogel niet in staat om te vliegen. Met de indrukwekkende hoogte tot wel tweeënhalve meter kan ze zich ook moeilijk verstoppen. Terwijl de ooievaar vleugels en veren heeft waarmee hij als trekvogel lange afstanden kan vliegen, heeft de struisvogel slechts ruwharige, stompe vleugels. Maar daarover zit ze niet in. God heeft haar goed aangepast voor haar levensstijl.

Met de vleugels die ze heeft, kan ze niet vliegen, maar wel vrolijk klapwieken. Andere vogels kunnen ook met hun veren klapwieken. Zij kunnen daarmee ook vliegen, maar de struisvogel kan er alleen maar geluid mee maken. Dat van de andere vogels de ooievaar met name wordt genoemd, is niet voor niets, maar geeft een tegenstelling aan die door God Zelf is aangebracht. Van de ooievaar lezen we: “Zelfs een ooievaar in de lucht kent zijn vaste tijden” (Jr 8:7). God geeft aan vogels een bepaalde kennis of Hij onthoudt die aan vogels. Dat laatste is het geval bij de struisvogel (Jb 39:20).

Jb 39:17 begint met “maar”, wat een tegenstelling aanduidt met het voorgaande, de andere vogels, die zich met hun vleugels van de aarde kunnen verheffen. De struisvogel rent alleen maar over de aarde. Ze gaat door het leven zonder zich ergens zorgen over te maken en ook zonder enig verantwoordelijkheidsbesef voor haar jongen. Dat blijkt wel uit het gebrek aan zorg voor haar eieren. Andere vogels gaan er op zitten om te broeden, maar ook om de eieren te beschermen. De struisvogel is gemakkelijk van haar nest weg te lokken.

Ze vergeet – God spreekt hier over de dieren alsof het mensen zijn – dat de eieren op die manier onveilig zijn. Dit is een schromelijk gebrek aan ouderlijke genegenheid. Er is geen zorg voor de nakomelingen. Het kan haar niet schelen dat er zomaar iemand met zijn voet op de eieren kan trappen (Jb 39:18). Het kan ook gebeuren dat de dieren van het veld ze vertrappen.

Het betekent niet dat zij de plaats is vergeten waar zij haar eieren heeft achtergelaten. Dat blijkt als de eieren uitkomen en ze de jongen heeft. De manier waarop ze met haar jongen handelt, sluit aan op het gebrek aan oudergevoelens dat ze al bij de gelegde eieren heeft getoond. “Ze behandelt haar jongen hard, alsof ze niet van haar zijn” (Jb 39:19; vgl. Kl 4:3). Ze zit er niet over in en maakt zich er helemaal niet druk over wat er van haar jongen zal worden.

Het zal duidelijk zijn dat er belangrijke, waarschuwende lessen voor de opvoeding in het gedrag van de struisvogel aanwezig zijn. Het is hier niet de plaats om daar verder op in te gaan. Wel willen we de lezer aanraden daarnaar in dit gedeelte te zoeken en de Heer te vragen of Hij wil helpen zich niet tegenover zijn of haar kinderen te gedragen zoals de struisvogel dat tegenover haar jongen doet.

Dat de struisvogel zo onverschillig en hard is, komt omdat God “haar de wijsheid onthouden” heeft (Jb 39:20). God heeft haar niet de wijsheid gegeven die Hij andere dieren wel heeft gegeven. Hij is vrijmachtig in wat Hij dieren wel en niet geeft. Achter dit handelen zit een wijze bedoeling. Dat wij die niet altijd begrijpen, verandert niets aan Gods wijsheid. Het moet ons het besef bijbrengen dat God handelt naar Zijn welgevallen, zonder dat wij altijd de reden zien of de verklaring krijgen.

God heeft de struisvogel geen wijsheid gegeven, maar wel het vermogen om heel hard te lopen. Ze gebruikt haar vleugels en veren niet om haar jongen mee te beschermen, maar wel om mee te vluchten zodra ze gevaar ziet. In een tijd van gevaar “richt ze zich op in de hoogte”, dat wil zeggen dat ze gaat staan, en zet het op een lopen dat zelfs door een paard niet is bij te houden (Jb 39:21). De kracht van haar benen is enorm. Haar topsnelheid ligt bij zeventig kilometer per uur. Ze lacht het paard en wie het berijdt vierkant uit.

De les is dat God, als Hij dat wil, schepselen maakt die dom zijn en op ons een vreemde indruk maken, die doen alsof ze gek zijn. Hier zien we een vogel die niet kan vliegen. Hoewel het dier vleugels heeft, kan het sneller lopen dan een paard. Job kon niet begrijpen wat God aan het doen was in zijn leven. God vertelt hem dat de geschapen wereld soms net zo moeilijk te verklaren is. De struisvogel is een dom dier, maar toch zorgt God ervoor, zoals ook voor haar jongen die zij vergeten is of tegen wie ze zich hard opstelt. De vraag is niet gesteld, maar ligt er wel in opgesloten: Is Job in staat het afwijkende gedrag van dit dier te verklaren?

Copyright information for DutKingComments