Joel 2:23-27

De kinderen van Sion

Dat het volk aangesproken wordt met “kinderen van Sion”, moet hun als muziek in de oren klinken. Sion is een van de bergen waarop Jeruzalem gebouwd is. Vaak wordt Sion ‘de stad van David’ genoemd. Hij woonde daar. Als eenmaal de ware David, de Heer Jezus, daar zal wonen en van daaruit zal regeren, zal de berg Sion “een vreugde voor heel de aarde” zijn (Ps 48:3). Zoals met de berg Sinaï de wet is verbonden, zo is met de berg Sion de genade verbonden (Hb 12:18-22). De “kinderen van Sion” zijn daarom ‘kinderen van de genade’.

De oorzaak om zich te verheugen en blij te zijn is daarom niet gelegen in henzelf, maar in de HEERE. Hem zien ze als de oorzaak van hun vreugde. Hij heeft hun genade bewezen, terwijl zij elk recht op zegen hebben verspeeld. Ze mogen zich weer verheugen in “de HEERE, uw God”, waarin het bewustzijn van een vernieuwde, herstelde relatie met de God van het verbond opgesloten ligt. Op grond van dit nieuwe verbond zullen de regenstromen van zegen weer neerdalen. De vroege regen valt in oktober en november; de late regen valt in maart en april en is voor een goede oogst onmisbaar. Met de regen wordt eerst de regen als natuurlijke zegen bedoeld, maar vervolgens ook de geestelijke zegen in de uitstorting van de Heilige Geest (Jl 2:28).

“De Leraar tot gerechtigheid” is niemand anders dan de Heer Jezus. Hij zal hen in de gerechtigheid onderwijzen (Js 53:11b). Het kan vreemd lijken dat te midden van al de aardse zegeningen ineens een Persoon naar voren treedt. Toch is dat niet zo vreemd als we bedenken dat, wil de beloofde toestand van zegen standhouden, Gods volk ook in Gods weg en naar Zijn geboden moet leven.

Omdat Israëls zegen verbonden is aan het houden van Gods geboden, is het van wezenlijk belang dat de HEERE die geboden ook laat onderrichten. Als door het onderwijs van de Leraar het leven naar de wil van God in Israël weer ernstig wordt genomen, kan de regen, komend als zegen van God, neerdalen. Vroeger werd gerechtigheid geëist, maar niemand kon eraan voldoen. Nu het nieuwe leven aanwezig is, is ook het verlangen aanwezig om in de gerechtigheid onderwezen te worden.

De zegen

De komst van de regen is het bewijs van de zegen die God voor hen in Zijn hart heeft. Hij zal die regen geven als ze gehoorzaam zijn aan Zijn geboden. In het boek Deuteronomium is Mozes een beeld van de Leraar tot gerechtigheid (Dt 11:13-14). Koren, nieuwe wijn en olie, de drie producten van het land die samen de volle zegen voorstellen, zullen in overvloedige mate aanwezig zijn. Dit alles dankzij de regenstromen die de HEERE zal geven, elk op zijn bestemde tijd.

Herstel

Zo is God! Als Zijn volk zich eenmaal tot Hem bekeerd heeft, gaat Hij vergoeden wat ze door Zijn tuchtiging al die jaren hebben gemist. God houdt de zegen niet voor Zichzelf; Hij is de God Die zegen uitdeelt, mits er voldaan is aan de voorwaarden die Hij heeft gesteld. Hij kan alleen zegen geven waar de dingen gebeuren in overeenstemming met Zijn wil. Ook als een mens of een volk zich hardnekkig opstelt, is Hij in staat om die mens of dat volk in overeenstemming met Zijn wil te doen handelen. Zo doet God het altijd.

Het is op zich al een zegen als, na een opstandig leven, een mens tot de erkenning komt dat God het oordeel over dat opstandige leven moet laten komen. Die erkenning is voor God al voldoende om nieuw leven te geven. Dat nieuwe leven is het leven van God Zelf. Vervolgens laat God zien hoeveel zegeningen Hij in Zijn hart heeft om te geven aan hen die zo met Hem, door het nieuwe leven, in verbinding staan. Alles wat in opstandigheid tegen God is gezegd en gedaan, heeft alleen maar schade aangericht. Door de bekering is daaraan een einde gekomen. Na de bekering van Israël in de toekomst zullen ze alle beloofde zegen in bezit mogen nemen.

Hoeveel jaren van ons leven zijn er verteerd door sprinkhanen? Zelfgenoegzaamheid, lichtzinnigheid, verkwisting van tijd, talent en gelegenheid, traagheid, luiheid, vermengde en kwade motieven, verborgen zonde, ze hebben allemaal de rol van sprinkhaan gespeeld. Het heeft ervoor gezorgd dat er geen kracht was om voor God te leven en te genieten van de gemeenschap met Hem. Er was ook geen kracht om te getuigen tegenover de mensen om ons heen Wie de Heer Jezus voor ons is. Maar God wil vergeven en ons weer uitzicht op een hoopvolle toekomst geven. Meer nog, Hij wil teruggeven wat de sprinkhaan heeft opgegeten.

Dat heeft de Heer Jezus ook bij Petrus gedaan. Nadat Petrus de Heer heeft verloochend (Mt 26:69-75) en Hij hem heeft hersteld, vertrouwt Hij hem de zorg voor Zijn schapen toe (Jh 21:15-17). Hij heeft het ook bij Paulus gedaan. Nadat Paulus verwoestingen heeft aangericht in de gemeente van Christus en de Heer hem is tegengekomen, maakt Hij van hem een bouwer van de gemeente. Paulus heeft gebouwd, zowel in de prediking van het evangelie als in het onderwijzen van de leer (1Tm 1:12-14).

Zo wil de Heer ook handelen in ons leven. Het begint met het wegdoen uit ons leven van alles wat belangrijker is dan Christus. We moeten de dingen veroordelen die we niet voor Hem doen, vooral het belijden en nalaten van zonden (Sp 28:13) die we nog steeds koesteren. Dan zullen we zien dat we toegang krijgen tot “al de schatten van de wijsheid en kennis” die in Christus verborgen zijn (Ko 2:3).

Lof voor de HEERE

Het is opvallend hoe, als het gaat over de zegen van God, telkens weer van overvloed en verzadiging wordt gesproken. Als de HEERE de geleden schade goedmaakt, volgt daaruit dat Zijn volk weer volop te eten heeft. Dan zullen zij daarvoor hun dankbaarheid uiten door de Naam van de HEERE, hun God in aanbidding te prijzen. Dat is het uiteindelijke doel van alles wat God met en voor Zijn volk doet, zowel bij Israël als bij de gemeente.

Elke verlossing, zowel van een persoon als van een volk, zal leiden tot de uitroep: “Dit is door de HEERE geschied, het is wonderlijk in onze ogen” (Ps 118:23). Dit wonderlijke kon gebeuren door de inhoud van het vers dat ervoor staat: “De steen [die] de bouwers verworpen hebben, is tot een hoeksteen geworden” (Ps 118:22). Hierin ligt de oorzaak van de aanbidding van de God van het wonder. De Heer Jezus is verworpen door mensen, maar door God tot de grondslag voor Zijn werk gemaakt. Het wonder van de verlossing is mogelijk geworden door wat de Heer Jezus heeft gedaan op het kruis.

Ook alle aardse zegeningen die Israël zal krijgen, hebben ze daaraan te danken. De natuurlijke zegeningen zullen een geestelijke uitwerking hebben omdat men de HEERE als de Bewerker daarvan zal eren en danken.

Weten waar en Wie de HEERE is

Het “weten” van dit vers is een weten door ervaring. Ze worden gewaar, ze merken op, dat de HEERE in hun midden is. De verhoring van het gebed van Jl 2:17 en het antwoord van de HEERE in de uitredding uit de nood zijn te zien in de hernieuwde relatie van Israël met de HEERE. Als God zegt “[dat] Ik, de HEERE, uw God ben”, laat Hij daarmee het exclusieve voorrecht van Israël zien. Hij is de HEERE, hun God geworden omdat Hij hen verlost heeft uit Egypte (Ex 20:2; Dt 5:6).

De toevoeging “en niemand anders” (Dt 4:35; Js 45:5) beklemtoont de vorige verklaring. Dat is nodig omdat Israël zich in zijn nood vaak tot andere goden heeft gewend. Daarmee zijn zij echter steeds beschaamd uitgekomen en tot schande gemaakt, iets wat ze met God nooit hebben meegemaakt en ook tot in eeuwigheid nooit zullen meemaken. Er zal dan geen plaats meer zijn voor de spottende vraag: ‘Waar is hun God?’

Copyright information for DutKingComments