John 1:44-50

Nederlandse verzen (44-45)

De Heer Jezus vindt Filippus

Weer een dag later wil de Heer naar Galiléa vertrekken. Dan vindt Hij Filippus. Hier gaat het initiatief van de Heer uit. Andréas kon getuigen dat zij Hem hadden gevonden, hier vindt de Heer iemand. Hij is op zoek naar mensen die Hem willen volgen. Dat zegt Hij dan ook tegen Filippus die een discipel van Hem wordt. Johannes vermeldt nog dat Filippus uit Bethsaïda afkomstig is, dezelfde stad waar ook Andréas en Petrus vandaan komen.

Nederlandse verzen (46-50)

Filippus brengt Nathanaël bij de Heer

Ook Filippus kan niet zwijgen over zijn ‘Vondst’. Hij vindt Nathanaël tegenover wie hij getuigt dat hij “Jezus, de Zoon van Jozef, van Nazareth” heeft gevonden. Ook hij spreekt in het meervoud: “Wij hebben Hem gevonden.” Hij ondersteunt zijn getuigenis en de zekerheid ervan door te verwijzen naar wat Mozes over Hem heeft geschreven, evenals de profeten (Dt 18:18; Js 7:14; Js 9:5; Lk 24:27). Filippus kent de Schriften en gelooft ze en ziet deze daarom vervuld als hij Christus ontmoet. Daarom is er bij hem ook geen twijfel dat deze nederige Mens uit Nazareth Die bekendstaat als “Jezus, de Zoon van Jozef” de beloofde Messias is.

Het getuigenis van Filippus slaat niet direct aan. Volgens Nathanaël kan er uit Nazareth niets goeds zijn en kan daar zeker de Messias niet vandaan komen. Filippus krijgt bij Nathanaël te maken met vooroordelen. Als hij had gezegd dat hij de Christus, de Zoon van David, van Bethlehem had gevonden, was de reactie anders geweest. Zo verwachtte Nathanaël Hem. Vooroordelen zijn geen kleine verhindering. We moeten leren dat iemand niet zomaar voor de Heer wordt gewonnen. We moeten ons ook niet laten ontmoedigen door vooroordelen die anderen over Hem hebben. Filippus gaat niet redeneren, maar stelt Nathanaël voor om mee te komen en Hem zelf te zien.

Dan gaat Nathanaël mee om te zien Wie Hij dan wel mag zijn, maar ontdekt dat de Heer hem al eerder heeft gezien. Overal in dit evangelie is de Heer Jezus God. Hij ziet waarover Nathanaël nadenkt. Evenals veel anderen zal ook Nathanaël onder de indruk zijn geweest van de prediking van Johannes. Het zal hem aan het denken hebben gezet dat de komst van de Messias wel heel dichtbij kon zijn.

De Heer kent Nathanaël als een oprechte Jood die uitzag naar Zijn komst. Daarom kan Hij hem zo aanspreken. Nathanaël is er verbaasd over dat Hij hem zo aanspreekt. Zijn vraag: “Vanwaar kent U mij?” maakt duidelijk dat hij nog niet weet Wie hij tegenover zich heeft. De Heer overtuigt Nathanaël door hem te zeggen dat Hij hem al had gezien, nog voor Filippus hem riep en ook de plek gezien had waar hij was. Terwijl Nathanaël dacht dat niemand hem zag, zag de Heer hem, daar onder de vijgenboom. En terwijl hij daar zat, zag de Heer ook de overleggingen van zijn hart.

Dat de Heer de vijgenboom vermeldt, is ook niet zonder betekenis. De vijgenboom is een symbool van Israël. In Nathanaël kunnen we dan ook een beeld zien van het gelovig overblijfsel dat voor Christus het ware Israël is. Daarin is geen bedrog, maar het ware Israël kent Hem en ziet naar Hem uit. Het ware Israël vertoont de kenmerken van de Messias van Wie wordt gezegd dat “geen bedrog in Zijn mond geweest is” (Js 53:9).

Na deze woorden is Nathanaël in zijn hart en geweten overtuigd dat Hij de Zoon van God is, Gods uitverkoren Koning. Na de aanvankelijke aarzeling toen Filippus hem riep, is er nu een spontane belijdenis. De belijdenis van Nathanaël is de belijdenis van iedere Godvrezende Jood. Het is de belijdenis dat de Heer Jezus de Messias is, de Zoon van God als Mens op aarde, maar wel beperkt tot Israël.

Nederlandse verzen (51-52)

Grotere dingen

De Heer wijst Nathanaël erop dat zijn geloof is gebaseerd op zijn Joodse verwachtingen. Deze verwachtingen vinden hun grond in Psalm 2 waar wordt gesproken over Gods Koning voor Zijn volk (Ps 2:6-7). Dat is al een grote zegen, maar de zegen zal nog groter worden. De Heer zegt hem toe dat hij grotere dingen zal zien dan de dingen die met Israël in verbinding staan. Met een tweevoudig “voorwaar” en een nadrukkelijk “Ik zeg je” vertelt Christus wat de grotere dingen zijn die Nathanaël zal zien. Hij zal dingen zien die in verbinding staan met een hemel die geopend is boven Hem als “de Zoon des mensen”. Die dingen vinden we in Psalm 8, waar we zien dat God de Zoon des mensen heeft gesteld over alle werken van Zijn handen (Ps 8:4-9).

De titel ‘Zoon des mensen’ is de titel van de Heer Jezus die enerzijds ziet op Zijn verwerping – zie Mattheüs 8 (Mt 8:20), waar deze titel voor het eerst in het Nieuwe Testament voorkomt – en anderzijds op Zijn toekomstige heerlijkheid. Die heerlijkheid is niet alleen met Israël verbonden, maar met Zijn heerschappij over de hele schepping (Hb 2:5-8).

De Heer stelt Zich hier aan Nathanaël voor als de Zoon des mensen op aarde. We zien namelijk dat de engelen van God eerst opstijgen, dat wil zeggen dat Hij hen vanaf de aarde naar de hemel zendt en daarna dalen ze vanuit de hemel weer neer. De hemel is open, want overal waar Christus is, is de hemel open en is Hij het voorwerp van een geopende hemel (Mt 3:16; Mk 1:10; Lk 3:21; Hd 7:56; Op 19:11). Nu Hij in de hemel is, is die voor de gelovige open.

De Heer zegt tegen Nathanaël dat hij dit “van nu aan” zal zien. Hij zegt daarmee dat, wat in de toekomst voor iedereen zichtbare werkelijkheid zal zijn, voor het geloof nu al waar is. Dat kan Hij zeggen omdat het verbonden is met Zijn Persoon. In Hem zal alles vervuld worden. Hij, de eeuwige Zoon, zal als de Zoon des mensen op aarde in het vrederijk het middelpunt van het heelal zijn (Ef 1:10). Het geloof ziet dat nu al. De aarde zal verenigd zijn met de hemel; de Zoon des mensen zal over de hemel en de aarde regeren; en Zijn dienaren, de engelen, zullen de verbinding tussen de aarde en de hemel onderhouden (vgl. Gn 28:12).

Copyright information for DutKingComments