John 19:31

De zijde van de Heer doorstoken

De Joden hebben hun doel bereikt. Jezus is dood. Hun volgende zorg is de uiterlijke reinheid te handhaven. De sabbat die onmiddellijk op het Pascha volgt, is tegelijk de eerste dag van het Feest van de ongezuurde broden. Aan die sabbat is voor hen dan ook een bijzondere heiligheid verbonden. Met het oog op die grote sabbat willen ze het voorschrift dat de lichamen niet tijdens de nacht aan het kruis mogen blijven (Dt 21:22-23) des te nauwgezetter nakomen. Stel je voor dat hun land daardoor zou worden verontreinigd! Dat ze zojuist door hun moord op de Zoon van God hun land tot een bloedakker hebben gemaakt (Mt 27:7-8), komt niet bij hen op.

Pilatus willigt hun verzoek in om de benen van de gekruisigden te breken en stuurt er enkele soldaten op uit om dat te doen. Daardoor zou de dood direct intreden die anders soms wel dagen op zich kon laten wachten. Opmerkelijk genoeg breken ze eerst de benen van de beide mannen die met de Heer gekruisigd zijn. Ze gaan dus niet van links naar rechts of omgekeerd, maar van buiten naar binnen. Alle aandacht valt weer op de Heer Jezus, ook als Hij dood aan het kruis hangt. Als de soldaten bij Hem komen, zien ze dat Hij al gestorven is. Daarom zien ze ervan af om Zijn benen te breken. Hun logische conclusie dat het niet nodig is, valt samen met het vervullen van de Schrift.

Toch kan een van hen het niet laten om Hem, zelfs nu Hij al gestorven is, nog smadelijk te behandelen. In wat wel een opwelling van verachting moet zijn, doorsteekt hij met zijn speer de zijde van de Heer. Het is een volkomen zinloze, respectloze daad die alleen maar kan dienen om uiting aan zijn minachting voor die Persoon te geven. Maar het antwoord in het bloed en het water dat uit de zijde van de Heer Jezus komt, laat zien hoe God Zijn Zoon beoordeelt. Het is een antwoord dat Zijn overweldigende genade laat zien, juist voor zulke verachters van Zijn Zoon. Het bloed en het water die uit Zijn zijde komen, tonen de zin van Zijn werk en de waardering die God ervoor heeft.

In de eerste plaats getuigen het water en het bloed ervan dat Hij werkelijk gestorven is. Maar de betekenis ervan gaat verder dan alleen de constatering van Zijn dood. Het bloed is de grondslag voor de vergeving van de zonden, want zonder bloedstorting is er geen vergeving (Hb 9:22). Het bloed reinigt van zonden met het oog op God. Door het bloed wordt de zondaar met God verzoend en kan God hem alle zegeningen geven die Hij in Zijn hart had om die te geven. Het water als een beeld van Gods Woord ontdekt de zondaar aan zichzelf, waardoor hij tot bekering en belijdenis van zijn zonden komt. God vergeeft dan de zonden en de zondaar is ervan gereinigd (Jh 15:3; 1Jh 1:9).

Johannes schrijft ook in zijn eerste brief over het water en het bloed (1Jh 5:6). Bloed spreekt van verzoening door het oordeel. Water spreekt van reiniging door erkenning en belijdenis van zonden. Verzoening door oordeel en belijdenis van zonden zijn niet te scheiden. In zijn brief voegt Johannes de Geest er nog bij, waardoor wij weten dat wij eeuwig leven ontvangen hebben. Bloed en water komen uit een gestorven Heiland, de Geest komt van een verheerlijkte Heiland. Met zijn drieën geven zij getuigenis dat, terwijl in ons geen leven is, wij in de Zoon het eeuwige leven hebben.

Johannes benadrukt hier sterk dat zijn getuigenis waar is. Hij verzint deze dingen niet. Hij weet waarover hij spreekt. Hij heeft het zelf gezien, is er zelf van overtuigd en wil graag dat iedereen die zijn evangelie leest tot geloof komt. Hij wijst niet alleen op zijn eigen getuigenis van de waarheid, maar haalt ook de Schrift aan. Iedereen kan door in de Schrift te lezen zien dat alles betrekking heeft op de Heer Jezus.

De Schrift is de zekere basis voor het geloof in Hem. Als de Schrift zegt dat er iets niet met Hem gebeurt, gebeurt dat ook niet. De Schrift wordt ook vervuld door het nalaten van dingen die Hem oneer zouden aandoen. Het breken van Zijn benen (Ps 34:21) zou een teken van een onvolkomen wandel zijn, terwijl de Heer in Zijn hele wandel op aarde God juist heeft verheerlijkt. Daarom wordt daar nadrukkelijk op gewezen, zodat Hij in Zijn dood niet iets nagedragen zou krijgen wat een smet op die volmaaktheid zou werpen.

Johannes haalt nog een Schriftwoord aan om zijn getuigenis van de waarheid nog sterker te maken. Dit keer is het een getuigenis van iets in de Schrift wat wel met Hem zou gebeuren (Zc 12:10). Het doorsteken van de zijde van de Heer met een speer moest gebeuren, opdat het Schriftwoord in vervulling zal kunnen gaan dat zij zullen zien op Hem Die zij hebben doorstoken (Op 1:7). De vervulling ligt nog in de toekomst, maar aan de voorwaarde voor de vervulling is al voldaan.

Wat een krachtig drievoudig getuigenis – het eigen getuigenis van Johannes en twee Schriftwoorden – om iedere lezer te overtuigen van de waarheid van het leven, de dood én de terugkeer van de Heer Jezus. In het tweede Schriftwoord is namelijk tevens Zijn opstanding, verheerlijking en terugkeer begrepen. Johannes haalt dit Schriftwoord dan ook weer aan in het door hem geschreven boek Openbaring (Op 1:7).

Copyright information for DutKingComments