John 20:10

Petrus en Johannes bij het graf

Na de mededeling van Maria komen harten en voeten in beweging. Hoewel ze niet geloven in Zijn opstanding, zijn ze nog volkomen betrokken bij Zijn Persoon, al was het voor hen ook alleen Zijn lichaam. Petrus en Johannes gaan snel naar het graf. We zien hen vaak samen. Johannes is sneller bij het graf dan Petrus. Waarom Johannes sneller is dan Petrus, staat er niet bij. Kan het zijn dat Petrus wat terughoudend is om de Heer te zien, al denkt hij dat de Heer nog gestorven is, omdat hij Hem verloochend heeft? Zal dat hem niet hebben geremd in zijn gang naar het graf? Johannes had die innerlijke rem niet. Hij noemt zichzelf in Jh 20:2 weer met de naam die aangeeft dat hij zich bewust is van de liefde van de Heer voor hem. Die liefde trok hem (Hl 1:4).

Johannes bukt zich voorover en ziet alleen de doeken liggen. Hij gaat het graf niet binnen. Simon Petrus komt ook bij het graf. Hij gaat het graf wel binnen en ziet ook de doeken liggen. En hij ziet nog meer. Wie dieper indringt in wat de Heer heeft gedaan, ziet ook meer. Het graf toont een aanblik van orde en rust. Wat hij ziet, kan alleen het resultaat zijn van een rustig handelende Persoon Die Zich van de grafdoeken heeft ontdaan nadat Hij is opgestaan. De orde van de doeken is daarvan een bewijs.

De Heer heeft alles terzijde gelegd en in het graf achtergelaten omdat het niet bij Zijn nieuwe staat past. Hij is niet naar buiten gekomen zoals Lazarus, die de grafdoeken nog om had. De Heer heeft toen aan anderen opdracht gegeven hem van die grafdoeken te ontdoen (Jh 11:44). Dat geeft aan dat Zijn opstanding van een andere orde is dan de opstanding van Lazarus. De opgerolde zweetdoek getuigt ervan dat Zijn werk voor altijd is volbracht. De zweetdoek is niet meer nodig en blijft ook in het graf achter.

Als Petrus en Johannes de doeken in het graf hebben gezien, gelooft Johannes. Dat betekent dat hij gelooft op grond van de feiten die hij waarneemt en niet omdat God het heeft gezegd. Wat hij ziet, leidt niet tot werkelijk geestelijk inzicht. Het is een verstandelijk geloof. De bewijzen overtuigen hem, maar wat doet hij met die bewijzen?

Hier wordt duidelijk dat geloof kan berusten op het aannemen van feiten vanwege redelijke gronden. Dat kan gebeuren door ongelovigen en gelovigen; op die manier kunnen ook heilsfeiten worden aanvaard. Het is echter slechts een verstandelijke zaak. Geloof met het hart moet de grondslag zijn van de betrekking tot God, anders is er geen betrekking met Hem. Als er met het hart wordt geloofd, verwelkomt het hart het getuigenis van God in Zijn Woord.

De uitwerking is dan ook dat ze terugkeren naar hun eigen omstandigheden. Tot deze reactie komen ze omdat de feiten zijn aangenomen op grond van onloochenbare waarneming. Ze zien deze feiten nog niet als de vervulling van wat God daarover heeft geopenbaard in Zijn Woord.

Copyright information for DutKingComments