John 20:17

De boodschap voor de discipelen

Na Zijn bekendmaking aan Maria en haar vreugdevolle herkenning van Hem voorkomt de Heer dat Maria Hem aanraakt. De woorden “raak Mij niet aan” zijn nodig om duidelijk te maken dat de verhoudingen niet meer zo zijn als vóór Zijn dood en opstanding. Hij is in dit evangelie niet de Messias, zoals Hij in het evangelie naar Mattheüs wordt voorgesteld. Daar zien we, en dat past daar ook, dat de vrouwen Hem wel mogen aanraken (Mt 28:9). Hier staat Zijn opstanding in verbinding met Zijn heengaan naar Zijn Vader en hier past het niet dat Maria Hem aanraakt.

Als Hij bij de Vader is, zal zij Hem weer kunnen ‘aanraken’ en wel door de Heilige Geest Die Hij van de Vader zal zenden. Op de Pinksterdag, als Maria samen met de andere discipelen met de Heilige Geest zal worden vervuld, zal zij in haar geest een veel inniger verbinding met de opgestane Heer ervaren dan zij ooit in de dagen van Zijn vlees heeft beleefd.

Ze mag Hem niet aanraken, maar Hij heeft wel een geweldige boodschap voor hen die Hij “Mijn broeders” noemt. Maria mag die boodschap overbrengen. Hij spreekt tot Maria over ‘Mijn broeders’, wat een betrekking tot uitdrukking brengt die verder gaat dan “de Zijnen” (Jh 13:1) of “Mijn vrienden” (Jh 15:14), zoals Hij Zijn discipelen ook genoemd heeft.

Door over hen te spreken als ‘Mijn broeders’ plaatst Hij hen in dezelfde betrekking tot God Zijn Vader als waarin Hijzelf staat. Deze betrekking kon alleen tot stand komen nadat Hij door de dood en de opstanding heen was gegaan. Als Zijn Vader nu onze Vader is, schaamt Hij Zich niet ons Zijn broeders te noemen (Hb 2:11-12). Het betekent dat de gelovigen nu een familie zijn.

Maria is door haar gehechtheid aan de Heer Jezus de geschikte persoon om de heerlijke boodschap van een geheel nieuwe verhouding aan de discipelen te gaan vertellen. Het betreft de hoogste waarheden van het christendom die alle in verbinding staan met het kennen van de Vader en God van de Zoon als onze Vader en onze God.

Het ‘onze’ heeft echter uitsluitend betrekking op de gelovigen en niet op de gelovigen samen met de Zoon. De Heer Jezus spreekt nergens over ‘onze’ Vader en ‘onze’ God in die zin. Als eeuwige Zoon heeft Hij een unieke, door ons niet met Hem te delen verhouding tot Zijn Vader en Zijn God.

Maria doet wat Hij haar heeft gezegd. Het eerste wat zij de discipelen vertelt, is dat zij de Heer heeft gezien. Haar ontmoeting met Hem als de Opgestane is het uitgangspunt. Vervolgens vertelt zij de discipelen wat Hij haar heeft gezegd. Ook voor ons is die volgorde belangrijk. We kunnen pas iets aan anderen doorgeven als we hierover een persoonlijke ontmoeting met de Heer Jezus hebben gehad, dat wil zeggen dat Hij voor onze aandacht is gekomen door wat Hij ons heeft gezegd en we Hem hebben gezien.

Copyright information for DutKingComments