John 4:21-24

De plaats van aanbidding

Nu de vrouw zich in Gods licht weet, spreekt ze over aanbidding, over het eren van God. Een hart dat overtuigd is van zijn zonden én overtuigd is van de genade van God voor zondaars, krijgt het verlangen om God te aanbidden. Dit zien we bij de vrouw gebeuren. Ze uit haar verlangen naar aanbidding en tegelijk haar moeilijkheid hoe en waar dat moet gebeuren door op twee plaatsen van aanbidding te wijzen.

De vrouw spreekt over “onze vaderen” die op “deze berg” hebben aanbeden. Aanbidding is voor haar tot nu toe altijd verbonden geweest met een lange traditie. Dat is het voor talloze christenen vandaag ook. Zij komen samen in een kerk of een gebouw omdat hun ouders en grootouders dat ook hebben gedaan. Ze hebben zich nooit afgevraagd wat de vrouw zich begint af te vragen: ‘Wat is de ware plaats van aanbidding?’

De vrouw weet ook dat voor “u”, dat zijn de Joden, Jeruzalem de plaats is waar men moet aanbidden. Nu wil ze van de Heer Jezus weten welke van de twee de ware plaats van aanbidding is. Hij gaat op haar vraag in, waarbij Hij het geloof in Hem vooropstelt. Dat blijkt uit het feit dat Hij Zijn onderwijs over aanbidding begint met te zeggen “geloof Mij, vrouw”. Hij maakt haar duidelijk dat voor het geloof Jeruzalem en Samaria als plaatsen van aanbidding beide volledig zullen verdwijnen. Nu de Vader in en door de Zoon is geopenbaard, is aanbidding niet meer met of aan een bepaalde locatie op aarde verbonden.

Hoewel zowel Jeruzalem als Samaria zal verdwijnen, is het niet zo, dat zij gelijkwaardige plaatsen van aanbidding zijn. De vrouw en alle Samaritanen hebben een aanbidding die niet op de ware God is gericht. Zij weten niet wat ze aanbidden. God heeft Zich niet met hen verbonden en Zich niet aan hen als Jahweh bekendgemaakt. Hun aanbidding is gericht tot een onbekende god, een product van eigen religieuze verbeelding. Voor de Joden, “wij”, geldt dat zij wel weten wat ze aanbidden. Aan hen heeft God Zich bekendgemaakt en ook gezegd waar en hoe Hij aanbeden wil worden.

Tegenover de Samaritaanse vrouw handhaaft de Heer dan ook de Joodse eredienst. Dat is op dat moment nog steeds de door God uitverkoren dienst omdat uit hen de behoudenis is die in de Christus is (Rm 9:4-5). De Samaritanen zijn imitators en staan vijandig tegenover God, want anders hadden ze zich onderworpen aan Gods wegen en Woord.

De Heer spreekt over “wat”, niet ‘wie’ wordt aanbeden. Hoewel God Zich in het Judaïsme heeft bekendgemaakt, is die bekendmaking toch nog maar ten dele. De hele dienst is geregeld op een wijze dat iemand die geen geloof in God heeft daar ook aan kan meedoen. Daarbij komt ook dat God in duisternis woonde, achter het voorhangsel en dat het gewone volk niet tot Hem mocht naderen. Vandaar dat het aanbidden een ‘wat’ is, het voldoen aan een voorschrift, zonder dat er noodzakelijk een innerlijke relatie met God is. Toen Christus stierf, veranderde dat. Toen trad God naar buiten en openbaarde Hij Zich door de Geest in de Zoon als Vader. Christenen weten daarom ‘Wie’ zij aanbidden en niet alleen ‘wat’.

De Vader zoekt aanbidders

Hier hebben we de eerste ontvouwing van christelijke aanbidding die ooit door God aan een mens is gegeven. Deze aanbidding gaat niet alleen de Samaritaanse, maar ook de Joodse aanbidding te boven. In de christelijke aanbidding wordt de Vader aanbeden en gaat het niet langer om de aanbidding van Jahweh, de God van Israël, of van de Almachtige, zoals de aartsvaders Hem kenden. Het gaat ook niet langer om een verplichte aanbidding als een eis van God (Dt 6:13). God heeft recht op de aanbidding van ieder mens op aarde en Hij heeft die aanbidding in alle tijden van de mens geëist. Ook als de gemeente is opgenomen en er een grote verdrukking op aarde zal zijn, klinkt het bevel: “Aanbidt Hem” (Op 14:7).

Van de gemeente eist God geen aanbidding, want toen de Zoon op aarde kwam, heeft God Zich bekendgemaakt als een Gever. Zo komt de Zoon van God tot zondige mensen die we vertegenwoordigd zien in deze Samaritaanse vrouw. De Heer Jezus heeft God bekendgemaakt, zoals Hij, de Zoon, Hem kent. Hij heeft de Vader bekendgemaakt in de volheid van liefde en gemeenschap. De Zoon zal ook de Zijnen die in de wereld zijn, brengen in een bewuste verbinding met Zijn Vader als kinderen van die Vader (Jh 20:17) omdat ze uit God geboren zijn (Jh 1:12-13).

In dit licht verdwijnt zowel de berg Gerizim als Jeruzalem. De aanbidding op de berg Gerizim was niet anders dan een eigenwillige godsdienst; de aanbidding in Jeruzalem was slechts de test en het bewijs van de onbekwaamheid van de mens onder de wet om God te ontmoeten. Christelijke aanbidding is gebaseerd op het bezit van het eeuwige leven in de Zoon en de gave van de Heilige Geest als de kracht om te aanbidden (vgl. Fp 3:3).

Vanaf nu is nationale godsdienst een misleiding, het is slechts een poging om tot leven te wekken wat is verdwenen als het om erkenning van Gods kant gaat. Vanaf nu is de Vader op zoek naar personen die Hem aanbidden als Vader. Daarvoor moeten die personen Hem als Vader kennen, wat alleen mogelijk is als zij de Zoon hebben aangenomen.

We zien hier het grote verlangen van de Vader dat door de Zoon wordt bekendgemaakt. Al het werk van de Zoon is erop gericht die aanbidding tot stand te brengen. We lezen nergens in de Schrift dat de Vader iets anders zoekt, hoewel het bijvoorbeeld ook belangrijk is dat we van de Heer Jezus getuigen. We mogen er wel over nadenken of we aan dit verlangen van de Vader de hoogste prioriteit in ons leven geven.

De Heer voegt er nog iets aan toe. De Vader zoekt zeker aanbidders, maar dan is het ook belangrijk te weten hoe Hij wil dat we Hem aanbidden. Daarom zegt de Zoon dat we moeten bedenken dat God een geest is. Hij spreekt over de ‘Vader’ als het gaat om zegeningen en over ‘God’ als het over verantwoordelijkheid gaat. Als het dan ook gaat om de wijze van aanbidden, gaat het over verantwoordelijkheid en daarom spreekt Hij over ‘God’ en over ‘moeten’.

Aanbidding van de Vader moet “in geest”, dat is op een geestelijke wijze, plaatsvinden, geleid door de Heilige Geest en niet op een oudtestamentische, aardse, tastbare wijze. De aanbidding waarop de Heer Jezus hier doelt, is niet een uiterlijke zaak waarvoor bijzondere kleding of gewijde ruimten of bepaalde zichtbare handelingen nodig zijn. Het gaat om het hart en niet om de ogen of de handen. Alles wat uiterlijk is, heeft alleen tot gevolg dat de aandacht wordt afgeleid van Hem, Die door de Heilige Geest aan het geloof wordt voorgesteld.

Tevens is van belang dat de aanbidding van de Vader in “waarheid” gebeurt, dat wil zeggen in overeenstemming met de waarheid die de Heer Jezus over de Vader heeft bekendgemaakt. Christelijke aanbidding is gericht op de Vader en de Zoon van de Vader. Alleen ware gelovigen kunnen “aanbidden in geest en waarheid”.

Copyright information for DutKingComments