Judges 11:34

De gelofte van Jefta

Voordat Jefta de strijd daadwerkelijk aanbindt, doet hij iets wat niet nodig is. Hij sluit een soort overeenkomst met God en verplicht zich daardoor iets te doen waarvan hij de gevolgen niet overziet. Daarmee geeft hij aan dat hij zowel God als zichzelf niet goed kent. Van Jakob lezen we iets dergelijks (Gn 28:20-22). Jefta, die blijk heeft gegeven de geschiedenis van Gods volk uitstekend te kennen, trekt geen lering uit wat Jakob heeft gedaan.

Door een gelofte te doen onderhandelt hij, net als Jakob, in feite met God en geeft daarmee aan dat hij niet onvoorwaardelijk op God vertrouwt. Door een gelofte te doen acht hij, net als Jakob, zichzelf in staat tot het doen wat hij heeft beloofd zonder zich rekenschap te geven van de werkelijke inhoud van zijn gelofte. Hij is te snel geweest met het sluiten van deze overeenkomst met God. Als hij even zou hebben nagedacht, had hij nauwelijks kunnen verwachten dat een os of een schaap hem vanuit zijn huis tegemoet zou komen wandelen. Hij is schuldig aan een te snel uitgesproken gelofte. Daarvoor wordt verschillende keren gewaarschuwd (Sp 20:25; Pr 5:1).

Er zijn in de Bijbel ook goede geloften gedaan, zoals de gelofte van Hanna (1Sm 1:11). Dat is een gelofte die voortkomt uit een goede geestelijke gezindheid en wordt gedaan met het oog op de eer die God te midden van Zijn volk toekomt. Hanna verlangt daarnaar en wenst dat haar kind het instrument daartoe zal zijn.

God geeft Jefta een overwinning van grote omvang en heeft Zijn deel van de overeenkomst op overtuigende wijze vervuld. Het bericht van de overwinning wordt vlug verspreid en als Jefta thuis arriveert, komt zijn dochter hem tegemoet. Ze is zijn enig kind. Dit doet denken aan wat God tegen Abraham zegt over diens zoon Izak: “Uw zoon, uw enige, die u liefhebt” (Gn 22:2).

De reactie van Jefta is hartverscheurend. Hij is zijn gelofte niet vergeten. Hij realiseert zich plotseling de rampzalige gevolgen van zijn ondoordachte spreken. Het lijkt erop, dat hij in eerste instantie zijn dochter de schuld geeft dat hij zijn gelofte op die manier moet inlossen. Hij neemt het haar kwalijk dat zij hem als eerste uit zijn huis tegemoetkomt en verwijt haar dat zij hem in het ongeluk stort.

De gelofte die hij heeft gedaan, is voor hem onherroepelijk. Hij kan er niet op terugkomen, dat is voor hem althans niet mogelijk. In Leviticus 5 wordt een mogelijkheid genoemd om op zijn onbezonnen woorden terug te komen en die als zonde te belijden (Lv 5:4-5). Wel moet hij dan een schuldoffer brengen (Lv 5:6). Dat hij dat niet doet, laat iets zien van het karakter van Jefta. Het toont aan dat hij een man van karakter is. Hij staat voor zijn woorden. Tevens laat het zien dat hij een man van onbuigzame principes is. We zien dan in Jefta iemand die niet bereid is zijn gezicht te verliezen, om ‘af te gaan’.

Dit kenmerkt veel wettische mensen. De consequente houding van deze mensen kan respect afdwingen zolang zij deze houding op zichzelf toepassen. Zodra ze hun principes echter aan anderen gaan opleggen, richten zij veel schade bij de ander aan. Zij offeren soms vrouw en kinderen op om hun gedane uitspraken maar gestand te kunnen doen. Ze berokkenen hun verwanten geestelijk veel schade omdat ze niet op te snel gedane geloften willen terugkomen vanwege hun angst voor gezichtsverlies. Het volgende hoofdstuk zal deze karaktertrek van Jefta bevestigen.

Het is overigens opmerkelijk dat de Bijbel zelf geen uitspraak doet over de handelwijze van Jefta. Wat hierover naar voren is gebracht, is een toepassing. Daarbij komt dat het onduidelijk is of Jefta zijn dochter letterlijk heeft geofferd, of dat het betekent dat zij ongetrouwd is gebleven. In het volgende gedeelte komt dat aan de orde.

In de dochter van Jefta komt een prachtige gezindheid aan het licht. Zij onderwerpt zich volledig aan haar vader en doet geen poging hem tot andere gedachten te brengen. Zij spoort hem aan de gedane gelofte in te lossen, al gaat dat ten koste van haarzelf. Daarin is zij een prachtig type van Christus Die Zich ook volkomen onderwierp aan de weg die Hij van Zijn Vader moest gaan. In de geschiedenis in Genesis 22 zien we bij Izak dezelfde verwijzing naar de Heer Jezus (Gn 22:1-10).

Copyright information for DutKingComments