Judges 18:22-31

Micha’s protest

Dan komt Micha tot de ontdekking dat zijn huisgoden en zijn priester zijn verdwenen. Hij trommelt zijn mannen op en zet de achtervolging in. Nadat zij de Danieten hebben ingehaald, volgt het diep trieste getuigenis van Micha. Nu zijn afgod en zijn priester weg zijn, heeft hij niets meer. Hij voelt zich van alle geestelijke steun beroofd. Omdat een eenvoudige rekensom hem leert dat hij het met zijn kleine leger nooit tegen de Danieten kan opnemen, gaat hij als een geslagen hond terug naar huis. Het komt blijkbaar niet in hem op naar de ware God te vragen. Zo groot is het geestelijke verval in het volk Israël.

De Danieten zijn echter niet beter. Zonder een greintje medelijden snauwen ze de arme Micha af, ondanks het feit dat hij een volksgenoot van hen is. Als de ware God niet meer Zijn samenbindende plaats heeft te midden van Zijn volk, is het met de eenheid van dat volk gedaan. Er is dan ook geen respect meer voor elkaar. De volgende hoofdstukken zullen dat overvloedig bewijzen.

Micha is geen man van geloof. Hij steunt op uiterlijke dingen. Het houvast van zijn leven ligt verankerd in wat tastbaar is. Als hem dat wordt afgenomen, is hij stuurloos. Hoeveel christenen zijn er niet onbewust gaan vertrouwen op de zekerheden waarmee ze zichzelf hebben omringd? Voor ons is een afgod iets wat ons losmaakt van God, wat ons onafhankelijk van Hem doet zijn in ons optreden. Wie in het verkeer alleen op zijn rijcapaciteiten vertrouwt en niet op de bewaring van God, heeft die capaciteiten tot een afgod gemaakt. Dát is wat hij bewondert, zonder God erin te betrekken Die hem die capaciteiten heeft gegeven. Wie bij tegenslagen alleen rekent op zijn afgesloten verzekeringen en God buiten die tegenslagen houdt, heeft aan zijn verzekeringen de status van afgod gegeven.

Een man van geloof kan best bepaalde uiterlijke dingen bezitten, maar zijn geloof steunt daar niet op. Bepalend is hoe het met zijn hart is gesteld naar God toe en in die gezindheid bekijkt hij ook allerlei uiterlijke dingen. Dit ontbreekt bij Micha.

Wat Micha hier doet en zegt, herinnert aan wat zijn voorvader Abraham eens deed, maar dan wel in alle opzichten in het grootst mogelijke contrast met Micha. Abraham gaat ook met een klein leger van driehonderdachttien man een groot leger achterna (Gn 14:10-16). Hij doet dat niet om afgoden terug te halen, maar om zijn afgeweken broeder Lot te bevrijden. Hij onderhandelt niet, maar verslaat de verenigde legers van liefst vijf koningen en bevrijdt zijn broeder en neef Lot.

Abraham heet niet voor niets ‘de vader van de gelovigen’. In hem zien we een schitterend voorbeeld van hoe geloof in God werkt. Van hem kunnen we leren hoe het moet en van Micha hoe het niet moet.

De verovering van Laïs

De afgoden en de priester van Micha worden door de Danieten als een soort mascotte meegenomen. Het zal vast en zeker voor succes zorgen bij de opdracht waarvoor ze onderweg zijn. En zo gebeurt het ook. Laïs biedt geen tegenstand. Door hun afgezonderde positie is er ook niemand in de buurt om een eventueel noodsignaal op te vangen en hen te hulp te komen.

God gebruikt de stam Dan om hen te oordelen voor hun egoïstische, geldzuchtige leefwijze. Dat de stam Dan zelf ook te veroordelen is, verhindert niet dat God hen kan gebruiken om anderen te straffen. Meerdere geschiedenissen in dit boek zijn daarvan een bewijs. Alle volken die door God worden gebruikt om Zijn volk te oordelen voor hun ontrouw, zijn volken die zelf geoordeeld moeten worden. Dat is ook gebeurd, of zal nog gebeuren.

De stad die in plaats van Laïs wordt gebouwd, wordt Dan genoemd. Deze stad Dan wordt het spreekwoordelijke noorden van Israël, dat alles omvatte tussen “Dan en Berseba” (Ri 20:1; 1Sm 3:20; 2Sm 3:10).

De Leviet Jonathan, de zoon van Gersom, is een kleinzoon van Mozes (Ex 2:21-22). Er moet hier in Ri 18:30 voor Manasse Mozes worden gelezen. Er is in het Hebreeuws tussen de woorden Manasse en Mozes slechts één letter verschil. Het is schokkend te moeten constateren dat iemand uit zijn nageslacht, en dat al zo spoedig, de afgoderij binnen een stam van Israël op officiële wijze een bestaansrecht geeft. Dit is opnieuw een bewijs dat Godsvrucht en genade geen erfgoederen zijn. Zowel de geschiedenis van Israël als die van de christenheid levert daarvan schrijnende voorbeelden. We zien het ook in gezinnen van trouwe gelovigen.

De geschiedenis van Micha, de Leviet en de stam Dan eindigt met het noemen van de twee godsdienstige systemen die naast elkaar bestaan: de door mensen uitgedachte godsdienst en de plaats waar God in die tijd Zijn huis heeft, Silo. In de ogen van de mensen kunnen die twee misschien wel samengaan, maar in de ogen van God is dat onmogelijk.

Er zal een einde komen aan de dienst in Silo. Dat gebeurt als Hofni en Pinehas, twee goddeloze priesters, de ark als een mascotte meenemen en deze wordt buitgemaakt door de Filistijnen (1Sm 4:4-11). Maar zolang de tabernakel er nog staat, is er voor mensen als de Godvrezende Hanna in Silo een ontmoeting met de HEERE mogelijk (1Sm 1:9-11).

Copyright information for DutKingComments