Judges 19:8

De hereniging en het vertrek

Het duurt vier maanden voordat de man besluit zijn vrouw te gaan zoeken, want hij wil haar toch terug hebben. Het is mogelijk dat hij haar alleen terug wil vanwege de smaad die hij ervaart als er aan hem gevraagd wordt waar zij is. Hij moet dan steeds vertellen dat zijn vrouw is weggelopen. Hij zal proberen zijn vrouw te overreden met hem mee te gaan door op haar gemoed te werken of zoals hier staat “om naar haar hart te spreken”.

Uit niets blijkt dat hij wil proberen zijn vrouw van haar ontrouw te overtuigen en haar tot belijdenis te brengen. Ook blijkt uit het hele verhaal nergens dat zijn vrouw ermee instemt met hem mee te gaan. Nergens lezen we dat zij iets zegt. Haar daad van overspel en haar gruwelijke einde getuigen ervan hoe haar leven is geweest. In het onderhoud van de man met haar vader heeft zij geen plaats. Dat kunnen we opmaken uit Ri 19:6 en Ri 19:8 waar sprake is van “zij beiden” en “samen”, waarmee in beide gevallen de man en de vader worden bedoeld.

In dit onderhoud doet de man zich kennen als een levensgenieter die uit is op vleselijk gemak. Hij is gemakkelijk over te halen. Het is een man zonder ruggengraat, van wie het leven gevuld is met eten en drinken (Ri 19:4) en vrolijk zijn (Ri 19:6). Hij blijft drie dagen. Als hij bij het aanbreken van de vierde dag wil vertrekken, weet zijn schoonvader hem zo met eten en drinken aan het lijntje te houden, dat hij nog de hele dag blijft. Hij haalt hem zelfs over om te blijven overnachten en vrolijk te zijn. Dit ‘vrolijk zijn’ ziet weer op eten en drinken. Zijn vrolijke leven gaat dag en nacht door. Het leven wordt zo één groot feest.

De schoonvader weet de Leviet nog een vijfde dag vast te houden met eten en drinken. Zo zijn er vijf dagen voorbijgegaan. Pas op de avond van de vijfde dag gaat hij op weg. Deze keer laat hij zich niet meer overhalen. Maar het tijdstip van zijn vertrek waarborgt niet bepaald een voorspoedige reis. De vertraging die hij heeft opgelopen, zal hem rampzalig worden.

Als algemene les kunnen we hieruit leren dat het niet alleen goed is te weten dat we ergens naar toe moeten, maar ook dat we weten wanneer we daar weer vandaan moeten gaan. Bij de Leviet is er uitsluitend een handelen naar de situatie van het ogenblik en naar de ingeving van zijn eigen hart. Het is immers de tijd dat “ieder deed wat juist was in zijn ogen”. Deze mensen worden erdoor gekenmerkt dat “geen vrees voor God … hun voor ogen” staat (Rm 3:18). De Leviet vindt dat nu de tijd gekomen is om te gaan, daarom gaat hij, zonder zich af te vragen of het tijdstip wel goed gekozen is.

Copyright information for DutKingComments