Judges 4:22

Jaël

Vrouwen spelen in het verslaan van deze vijand een hoofdrol. De tweede vrouw die genoemd wordt, komt de eer toe de aanvoerder van het vijandelijke leger te doden. Debora heeft al, zonder haar naam te noemen, over deze vrouw gesproken in Ri 4:9, tot beschaming van Barak bij wie geloofsmoed ontbrak. Nu lezen we haar naam en zijn we getuigen van haar optreden.

Ook hier valt veel te leren van de wijze waarop God vrouwen inschakelt. Van deze vrouwen zijn er helaas maar weinig te vinden, net zo weinig trouwens als de echte mannen van het geloof die in volle toewijding zich overgeven aan de Heer om door Hem gebruikt te worden.

De vrouw die op dit belangrijke moment in de strijd betrokken wordt, heet Jaël. Zij is de echtgenote van Heber over wie we het al even hebben gehad bij Ri 4:11. Het lijkt erop dat zij een totaal ander karakter heeft dan haar man. Hij leeft in vrede met de vijand van Gods volk. Jaël doet daar niet aan mee. Net als vroeger Rachab (Jz 2:4; 6; 15-16) maakt zij zich een met het volk van God. Net als later Abigaïl (1Sm 25:3) is zij verbonden aan een man die geen belangstelling heeft voor de dingen van God.

In haar hart is geloof. Zij nodigt Sisera uit zich in haar tent te verbergen. Zij verzorgt hem zo goed, dat hij zich op zijn gemak voelt. Nadat hij haar op het hart heeft gedrukt hem niet te verraden, valt hij in een diepe slaap. Dan ziet Jaël haar kans. Met hamer en tentpin maakt zij een einde aan de activiteiten van deze wrede onderdrukker van Gods volk.

Wat kunnen wij nu van haar leren? Haar naam betekent ‘klimmer’. Zij stelt iemand voor die zoekt naar “de dingen die boven zijn, waar Christus is, gezeten aan Gods rechterhand” (Ko 3:1-2). Om inzetbaar te zijn in de strijd moeten we ons bezighouden met Christus zoals Hij nu in de hemel is. Daarvoor moeten we ons inspannen, we moeten er moeite voor doen. Klimmen gaat niet vanzelf.

Haar leven op aarde is daarmee in overeenstemming. Zij woont in een tent. Een tent is het symbool van vreemdelingschap, van het op reis zijn en geen thuis hier op aarde hebben. De tentpin, het middel waarmee zij de vijand velt, toont aan dat het voor het verslaan van de vijand noodzakelijk is dat wij ons gedragen als echte “bijwoners en vreemdelingen” (1Pt 2:11). We zullen nooit overwinnen als wij ons een maken met de wereld en vergeten te zoeken naar de dingen die boven zijn.

De tentpin wordt gebruikt in combinatie met de hamer. Het Woord van God wordt vergeleken met een hamer (Jr 23:29). De plaats waar Sisera getroffen wordt, is de slaap, de zijkant van zijn hoofd. De tentpin wordt er zo hard ingeslagen, dat hij in de grond blijft vastzitten. We kunnen zeggen dat de slaap de plaats is waar de gedachten van de mens worden gevormd.

Aan het begin van dit hoofdstuk hebben we gezien dat deze vijand spreekt van het verstand, de wijsheid van de wereld die haar invloed uitoefent op het volk van God. Met deze vijand kan alleen radicaal worden afgerekend door een consequent leven als vreemdeling. Dat wil zeggen dat we ons niet moeten inlaten met de politiek die de wereld nastreeft. Er kunnen allerlei ‘verstandige’ redenen aangevoerd worden om dit toch te doen. Daarom moeten we steeds het Woord lezen en bestuderen waardoor we de dingen die boven zijn, dat is Christus, zullen gaan ontdekken. Ook zullen we merken dat het Woord dan als een hamer al deze ‘verstandige’ redeneringen tenietdoet.

We kunnen nog opmerken dat Jaël geen openlijke overwinning behaalt, maar zegeviert in haar huis, met de middelen die zij heeft. Dit geldt voor iedere Godvrezende vrouw. Debora en Jaël nemen de plaats in die God hun gegeven heeft, nederig, maar met beslistheid en trouw. Jaël weet door haar dagelijkse ervaring hoe zij de tentpin en de hamer moet gebruiken. Zo vergaat de wijsheid van de wijzen en wordt het inzicht van de verstandigen tenietgedaan (1Ko 1:19).

Barak weet nog niet dat Sisera dood is en is nog in de achtervolging. Dan komt Jaël “naar buiten, hem tegemoet”. Precies hetzelfde heeft ze gedaan toen Sisera bij haar kwam (Ri 4:18). Toen was het om de vijand van Gods volk te kunnen doden en zo mee te helpen aan de bevrijding van Gods volk. Nu is het om de dood van de vijand van Gods volk bekend te maken en anderen te laten delen in de vreugde van de bevrijding. Debora prijst Jaël in het volgende hoofdstuk in haar lofzang op de bevrijding om wat zij heeft gedaan (Ri 5:24-27).

Barak krijgt opnieuw een bevel van een vrouw. Eerder heeft Debora tegen hem gezegd: “Ga” (Ri 4:6) en: “Sta op” (Ri 4:14). Nu zegt Jaël: “Kom” (Ri 4:22). Ze nodigt Barak uit naar binnen te komen en te kijken naar de man die hij zoekt. Barak ziet Sisera, de overwonnen vijand en daarmee de vervulling van wat Debora heeft gezegd (Ri 4:9). De tentpin is nog in zijn slaap, het bewijs dat hij werkelijk dood is en zich niet voor dood houdt. Zo mogen wij kijken naar de zonde als een volledig verslagen vijand.

Copyright information for DutKingComments